Spelling oefenen: de ultieme handleiding voor ouders

Spelling oefenen met je kind? Bekijk de beste oefentips, uitleg en gratis werkbladen spelling (PDF).

Dit artikel is geschreven door de onderwijsexperts van Wijzer over de Basisschool.

Voor uitleg over spelling per groep klik je op ‘Kies groep’ hieronder.

Of ga direct naar:
Werkwoordspelling – regels en uitleg waarmee je jouw kind kunt helpen

Klik hier voor de Oefenboeken Spelling

Gratis Oefenbladen Spelling downloaden (PDF)

Meteen spelling oefenen? Download dan onze gratis werkbladen spelling.

Oefenbladen Groep 3 Spelling (Gratis)

Oefenbladen Spelling Groep 4 (Gratis)

Oefenbladen Spelling Groep 5 (Gratis)

Oefenbladen Spelling Groep 6 (Gratis)

Werkbladen Spelling Groep 7 (Gratis)

Werkbladen Werkwoordspelling Groep 7/8 (Gratis)

Taalspellen

Taalspellen

We weten allemaal dat spelenderwijs leren leuk en nuttig is. Als een spel leerzaam en leuk is, beklijft de leerstof beter. Bij spelletjes spelen komt ook een stukje sociale ontwikkeling kijken. Op je beurt wachten, een beurt overslaan, winnen en […]
Bekijk artikel
taal groep 4

Taal oefenen in groep 4? Zo help jij je kind

In groep 4 van de basisschool besteedt de leerkracht de meeste tijd in de week aan leesonderwijs. Daarnaast is taal het belangrijkste vak, wat totaal zo’n vijf uur per week op het rooster staat. Onder taal vallen de onderdelen taalbeschouwing, […]
Bekijk artikel
dictee groep 7

Dictee Groep 7

Op de basisschool neemt het vak spelling een belangrijke plaats in. Om te controleren of jouw kind de spellingregels beheerst, neem de leerkracht op de basisschool regelmatig een dictee af. In dit artikel gaan we verder in op het dictee […]
Bekijk artikel
woordenschat groep 5

Woordenschat groep 5

Op de basisschool leert jouw kind lezen vanaf groep 3. Naast lezen, zijn spelling en woordenschat belangrijke onderdelen van het vak taal in groep 5. In dit artikel gaan we verder in op het vak woordenschat groep 5.
Bekijk artikel

Producten

Spelling en grammatica: handleiding voor ouders

Als je kind leert lezen, gaat het de woordjes die het leert ook zelf spellen. Dat begint meestal bij het woordje ‘ik’ en eindigt in groep 8 met woorden zoals ‘apotheek’ en ‘sympathiek’.

Al die woorden, van makkelijk naar moeilijk, worden in een vaste volgorde aangeleerd: de spellingcategorieën. Een spellingcategorie is een bepaalde groep woorden waarvoor dezelfde regels gelden.

Sommige scholen werken met een aparte spellingmethode, maar meestal is de spellingles geïntegreerd in de taalmethode. Dat wil zeggen dat de woorden die je kind leert spellen ook voorkomen in de rest van de taallessen in die periode.

Meer weten over grammatica? Kijk dan op de handleiding voor ontleden.

We zetten hier de belangrijkste tips voor het oefenen met spelling op een rij.  Daarna zie je een overzicht van de spellingcategorieën per groep en lees je waar kinderen vaak moeite mee hebben.

Bekijk ook:

Spelling oefenen: 4 tips om te onthouden

Met de gratis oefenbladen spelling kun je de woorden oefenen volgens bovenstaande tips. Als je de werkbladen downloadt, ontvang je ook een instructievideo.

Voor we een overzicht geven van de spellingvaardigheden per groep, geven we je eerst een algemeen stappenplan. Dat kun je goed gebruiken om spelling (en het dictee) te oefenen. Bekijk ook dit artikel voor tips en oefenmateriaal: Alles over het dictee groep 4

Hoe je de spelling van je kind verbetert: een stappenplan

Hoe spelling oefenen?

Bij spelling in groep 3 leert je kind de letters die het leert lezen ook schrijven. Er zijn ook scholen die pas na de kerstvakantie beginnen met het zelf schrijven van de letters. Tot die tijd worden de letters bijvoorbeeld gestempeld of neergelegd met de letters uit een letterdoos. Hoe dan ook, je kind leert de woorden die het leert lezen, ook gelijk spellen. 

Het lezen, en dus ook het spellen, begint met makkelijke, klankzuivere woorden. Met klankzuiver bedoelen we dat de klank van de letter klopt met de klank die bij die letter geleerd is. Niet klankzuivere woorden zijn bijvoorbeeld het woord ‘manen’ want daarin staat een -a- (van pan) maar je zegt -aa- (van maan) en de -e- in het woord spreek je uit als -uh-.

In de eerste maanden leert je kind dus de klankzuivere woorden. Eerst woorden met 2 of 3 letters, de zogenaamde mkm-woorden. Mkm staat dan voor medeklinker-klinker-medeklinker. Denk aan woorden als ‘pet’, ‘net’, ‘pan’ enz.

Dan leert je kind de woorden met de zogenaamde tweetekenklanken: eerst de lange klanken (aa, ee, oo, uu), dan die met 2 verschillende letters (eu,  ij, oe). De -ei-, -au- en -ou- leert je kind wel lezen, maar het hoeft in groep 3 bijvoorbeeld nog niet te weten of je een woord met een ‘au’ of een ‘ou’ schrijft. Hetzelfde geldt voor woorden als ‘geluk’. Je kind leert die in de tweede helft van groep 3 wel lezen, maar het hoeft deze woorden nog niet zelf goed te kunnen spellen.

Daarna komen de mmkm-woorden (zoals ‘bloem’) en de mkmm-woorden (zoals ‘kast’). De woorden worden steeds langer, maar blijven nog wel klankzuiver. Dan volgen nog de woorden met ‘plakletters’ zoals ‘melk’ en ‘kerk’. Niet helemaal klankzuiver omdat je tussen de l (of r) en k een stomme e hoort die je niet schrijft. Ook de woorden met ‘sch’ en ‘schr’  aan het begin en ‘ng’ en ‘nk’ aan het eind komen aan de orde.

Meer informatie over de spelling in groep 3 vind je in het artikel Spelling groep 3.

Spelling extra oefenen in groep 4 en wat je kind lastig vindt

In groep 4 leert je kind samenstellingen schrijven zoals ‘taalschrift’. Voor veel kinderen is dit lastig, omdat je al die medeklinkers moet kunnen onderscheiden en in de goede volgorde op papier moet krijgen.

Verder komen de woorden met een -v- of -f- en later -ei- of – ij- aan de orde. De ooi-, aai- en oei-woorden behoren ook tot de stof van groep 4. Voor sommige kinderen zijn die lastig, omdat je een -j-klank hoort aan het eind. Soms zijn kinderen dan geneigd om bijvoorbeeld ‘draaj’ te schrijven.

Woorden spelling oefenen en het woordbeeld

Woorden met -d- of -t- aan het eind zijn ook lastig. Op zich zijn ze niet al te moeilijk, omdat je de juiste letter hoort als je het woord langer maakt: ‘hond-honden’, maar ’taart-taarten’. Wat het lastig maakt, is dat je kind geneigd is om gewoon op te schrijven wat het hoort, en zowel bij ‘hond’ als ’taart’ hoor je aan het eind een t-klank.

Om dit soort fouten en andere fouten te voorkomen, is het nodig dat je kind een spellingsbewustzijn gaat ontwikkelen. Dat is het besef dat een klank op verschillende manieren geschreven kunnen worden. Je kind moet zich voortdurend afvragen waar de valkuilen zitten in de spelling van een woord.

Met de oefenboeken spelling voor groep 4 van Aandacht voor Spelling kun je het woordbeeld goed oefenen.

Voor veel kinderen is het voldoende als ze een woord een aantal keren op de goede manier geschreven hebben. Zij onthouden het woordbeeld en doen het voortaan goed, ook in zogenaamde vrije teksten.

De laatste spellingcategorie die in groep 4 aan de orde komt: de woorden met lange klanken waarbij 1 klinker verdwijnt (manen) en woorden met korte klanken waarbij er een medeklinker bijkomt (stappen). In deze spellingscategorie worden tot en met groep 8 verreweg de meeste fouten gemaakt.

In de uitleg over de open en gesloten lettergrepen vind je een stappenplan voor het schrijven van deze woorden.

Spelling dictee: wat is vooral lastig in groep 5?

In groep 5 komen de leestekens aan bod. In dit jaar komen de hoofdletters, de punten, vraagtekens en uitroeptekens aan de orde.

Meestal wordt de spelling aan het eind van de week getoetst met een dictee. In groep 5  zijn woorden met ‘vaste’ woordstukjes be-, ge-, ver- en aan het eind -ig en -lijk lastig bij een dictee, omdat ze zo anders klinken dan je ze schrijft.

Verder komen de verkleinwoorden op -je, -tje en -pje aan bod, net als woorden die eindigen op -eren, -elen en -enen. Ook de woorden waarbij de laatste letter bij verlenging verandert van -f- naar -v- (dief-dieven) of van -s- naar -z- (haas-hazen) worden behandeld.

Bovendien wordt al een begin gemaakt met de begrippen die belangrijk zijn bij de werkwoordspelling.

Bekijk hier meer over spelling in groep 5!

Categorieën spelling in groep 6

In groep 6 gaat je kind beginnen met de werkwoordspelling. Om deze woorden goed te kunnen spellen moet je kind:

Als het geen persoonsvorm is, moet je kind uitzoeken wat voor woord het dan wel is (hele werkwoord, voltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord (zoals lopend)).

Het is belangrijk dat je kind snapt dat de ‘lastige’ regels (-dt, -dde, -tte) alleen gelden voor de persoonsvorm, en dat de schrijfwijze afhankelijk is van het onderwerp (ik, hij/jij/het of meervoud).

De uitgang -dt komt alleen voor in de tegenwoordige tijd, bij woorden waarvan de stam (hele werkwoord min -en) op een -d eindigt!

In groep 6 oefent je kind alleen nog maar met de werkwoorden in de tegenwoordige tijd, en ook nog niet met de woorden die op -den eindigen (en waarbij die ‘lastige’ -dt dus geschreven moet worden).

Meer over werkwoordspelling en die lastige -dt vind je hier: Werkwoordspelling

In groep 6 komt verder de spelling van woorden met een s-klank die als een -c geschreven worden (centrum)aan bod, net als woorden met een -k-klank die als een -c geschreven wordt (camera). Ook woorden die eindigen op -tie, -eit en -heid komen aan de orde. Verder leert je kind meervouden van woorden die eindigen op een lange klank, en ook krijgt het te maken met de ’s bij woorden als ’s avonds.

Je kind leert verder dat er komma’s geschreven moeten worden bij opsommingen (Ik eet brood, fruit en salade.) en bij meerdere bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar (de grote, rode, leren bank).

Bekijk hier de uitgebreide informatie over spelling in groep 6.

Oefenstof spelling in groep 7: wat krijgt je kind in het dictee?

In groep 7 wordt de rest van de werkwoordspelling behandeld. Eerst de verleden tijd; later in het jaar ook de voltooide tijd en de voltooid deelwoorden die bijvoeglijk gebruikt worden. Hierbij komen nog niet de moeilijke gevallen aan de orde, zoals het verschil in spelling tussen ‘vergrote’ (bijv.nw) en ‘vergrootte’ (werkwoord).

Bij de spelling van werkwoorden in de verleden tijd en in de voltooide tijd wordt ook ‘t ex-kofschip geïntroduceerd. Als de stam van een woord op 1 van de medeklinkers van het woord ‘t ex-kofschip eindigt, schrijf je in de verleden tijd -te of -ten achter de stam.

Ook de vervoeging van Engels werkwoorden wordt geïntroduceerd. Daarbij gelden overigens precies dezelfde regels als bij de vervoeging van de Nederlandse werkwoorden. Toch is het in de verleden tijd even opletten.  Een werkwoord als ‘racen’ valt onder de kofschip-regel, omdat de laatste e van de stam niet uitgesproken wordt. Je hoort dus een s-klank als laatste letter.

Op gebied van leestekens oefent je kind met vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens. Verder gaat het aan de slag met de hoofdletters in aardrijkskundige, historische en godsdienstige namen en namen van instellingen. Ook de trema’s, de koppeltekens (zee-egel) en de Engelse en Franse leenwoorden komen aan de beurt.

In de ‘gewone’ spelling staan woorden met de ch- die uitgesproken wordt als -sj- (zoals chocolade) in het dictee. Net als de woorden die eindigen op een -b, – th, en -isch(e).

In de tweede helft van groep 7 komen daar nog de verkleinwoorden bij, eindigend op -etje, -aatje, – ootje, en -uutje. Ook de verkleinwoorden waarbij het woord zelf verandert (kettinkje, paadje), krijgt je kind voorgeschoteld.

Lees hier meer over spelling in groep 7.

Cito spelling: wat kun je verwachten in groep 8?

In groep 8 wordt het laatste stukje van de werkwoordspelling aangepakt: de lastige werkwoorden met een ‘valse’ kofschipletter zoals ‘beloven’. Omdat de stam (hele werkwoord min -en) eindigt op een -v, vervoeg je dit soort woorden niet als een ‘kofschipwoord’. De verleden tijd van ‘beloven’ is dus  ‘beloofde’ en het voltooid deelwoord wordt dus ‘heeft beloofd’. Hetzelfde geldt voor de -z aan het eind van de stam: reizen, reisde, gereisd.

Verder leert je kind bij de werkwoordspelling het gebruik van de stam als er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm staat: het is ‘jij loopt’, maar in de vragende vorm ‘loop jij?’ gebruik je de stam van het woord. Dus ook bij ‘word jij juf?’

De spelling van sommige werkwoorden die als een bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt, levert vaak problemen op. Deze woorden komen niet voor in het gezegde, en worden dus geschreven volgens de gewone spellingsregels. Een bekend voorbeeld is het verschil tussen:

In het laatste geval is ‘vergrote’ een bijvoeglijk naamwoord, en geldt de gewone spellingsregel.

Bij de spelling van de niet-werkwoorden oefent je kind de woorden met een -x- en -y- en woorden die eindigen op -iaal, – eaal, – ieel en -ueel. Je kind leert het verschil in spelling tussen gewone bijvoeglijke naamwoorden en stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (die iets zeggen over de stof waarvan het gemaakt is). Deze laatste eindigen altijd op -en: De houten bank met de lederen bekleding staat op het katoenen kleed.

Verder komen er lastige woorden zoals ‘applaus’ en ‘agressie’ aan de orde. Deze woorden zijn lastig, omdat ze op 2 manieren uitgesproken kunnen worden. Spreek je de -a- van applaus uit als een -aa-, dan verwacht je geen dubbele p. Dat geldt ook voor de -a- in agressie. Ook een woord als ‘onmiddellijk’ is lastig, want het klopt niet met de regel dat na een stomme -e nooit een dubbele medeklinker volgt (onmiddellijk).

Nog zo’n lastige spellingskwestie: wanneer schrijf je de tussen-n in woorden als ‘pannenkoek’? Deze regel is in 1995 veranderd. Jij hebt het mogelijk dus anders geleerd dan je kind, daarom ga ik er wat dieper op in. Deze regel is er sinds de verandering niet makkelijker op geworden. In het kort:

Je schrijft bijna altijd een tussen-n, behalve…

De andere tussenletter, de -s- in een woord als ‘stadspark’ en ‘eengezinswoning’ (en niet ‘eensgezinwoning’ zoals je vaak hoort) komen ook aan de orde.

Verder wordt geoefend met woorden als perziken, monniken enz. waarbij je een dubbele k zou verwachten. Maar die schrijf je dan weer niet, omdat het laatste stuk van het woord niet beklemtoond wordt.

Klik hier voor de website van de CED-groep met een link naar het complete overzicht van de spellingcategorieën.

En klik hier voor het overzicht van taal oefenen op onze website.

Spelling en woordenschat

Een goede woordenschat kan ook helpen bij het goed kunnen spellen van woorden. Als je kind veel leest en woorden vaak ziet, krijgt het ook een beter woordbeeld. Uit onderzoek is gebleken dat het wel belangrijk is dat je kind de woorden ook opschrijft (bron: artikel Bosman).

Hier lees je alles over het verbeteren van de woordenschat van je kind:

De 4 spellingtips uit dit artikel zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat is weergegeven in ‘Spellingvaardigheid en leren spellen‘ van A.M.T. Bosman.

Bekijk ook: