Klik hier voor de Oefenboeken Spelling
Spelling oefenen met je kind? Bekijk de beste oefentips, uitleg en voor gratis werkbladen spelling (PDF).
Dit artikel is geschreven door de onderwijsexperts van Wijzer over de Basisschool.
Voor uitleg over spelling per groep klik op ‘Kies groep’ hieronder.
Of ga direct naar:
Werkwoordspelling – regels en uitleg waarmee je jouw kind kunt helpen
Meteen spelling oefenen? Download dan onze gratis werkbladen spelling.
Als je kind leert lezen, gaat het de woordjes die het leert ook zelf spellen. Dat begint meestal bij het woordje ‘ik’ en eindigt in groep 8 met woorden zoals apotheek en sympathiek.
Al die woorden, van makkelijk naar moeilijk, worden in een vaste volgorde aangeleerd: de spellingscategorieën. Dit is een bepaalde groep woorden waarvoor dezelfde regels gelden.
Sommige scholen werken met een aparte spellingsmethode, maar meestal is de spellingsles geïntegreerd in de taalmethode, dat wil zeggen dat de woorden die je kind leert spellen ook voorkomen in de rest van de taallessen in die periode.
Meer weten over grammatica? Kijk dan op de handleiding voor ontleden.
We zetten hier de belangrijkste tips voor het oefenen voor je op een rij met een stappenplan. Daarna zie je een overzicht van de spellingcategorieën per groep en lees je ook waar kinderen vaak moeite mee hebben.
Bekijk ook:
Met de gratis oefenbladen spelling kun je de woorden oefenen volgens bovenstaande tips. Je krijgt er een instructievideo bij als je de werkbladen hebt gedownload.
Voor we een overzicht geven van de spellingvaardigheden die in alle groepen worden geleerd, eerst een algemeen stappenplan dat je goed kunt gebruiken om spelling (en het dictee) te oefenen. Bekijk ook dit artikel voor tips en oefenmateriaal: Alles over het dictee groep 4
Bij spelling in groep 3 leert je kind de letters die het leert ook schrijven, maar er zijn ook scholen die pas na de kerstvakantie beginnen met het zelf schrijven van de letters. Tot die tijd worden de letters bijvoorbeeld gestempeld of neergelegd met de letters uit een letterdoos. Hoe dan ook, je kind leert de woorden die het leert lezen, ook gelijk spellen.
Het lezen, en dus ook het spellen, begint met makkelijke, klankzuivere woorden. Met klankzuiver wordt bedoeld dat klank van de letter klopt met de klank die bij die letter geleerd is. Niet klank-zuivere woorden zijn bijvoorbeeld het woord ‘manen’ want daarin staat een -a- (van pan) maar je zegt -aa- (van maan) en de -e- in het woord spreek je uit als -uh-.
In de eerste maanden leert je kind dus de klankzuivere woorden. Eerst woorden met 2 of 3 letters, de zogenaamde mkm-woorden. Mkm staat dan voor medeklinker-klinker-medeklinker. Dus woorden als pet, net, pan enz. Dan de woorden met de zg. tweetekenklanken: eerst de lange klanken (aa, ee, oo, uu), dan die met 2 verschillende letters (eu, ij, oe). De -ei-, -au- en -ou- leert je kind wel lezen, maar het hoeft in groep nog niet te weten of je een woord met een ei of een ij schrijft, en een au of ou. Hetzelfde geldt voor woorden als ‘geluk’. Je kind leert die in de 2de helft van groep 3 wel lezen, maar je kind hoeft deze woorden nog niet zelf goed te kunnen spellen.
Daarna komen de mmkm-woorden (zoals bloem) en de mkmm-woorden (zoals kast). De woorden worden steeds langer, maar blijven nog wel klankzuiver. Dan volgen nog de woorden met ‘plakletters’ zoals melk en kerk. Niet helemaal klankzuiver omdat je tussen de l (of r) en k en stomme e hoort die je niet schrijft. Ook de woorden met sch en schr aan het begin en ng en nk aan het eind komen aan de orde.
Meer informatie over de spelling in groep 3 vind je in het artikel Spelling groep 3.
In groep 4 leert je kind samenstellingen schrijven zoals ‘taalschrift’. Voor veel kinderen is dit lastig, omdat je al die medeklinkers moet kunnen onderscheiden en in de goede volgorde op papier moet krijgen.
Verder komen de woorden met een -v- of -f- en later -ei- of – ij- aan de orde. De ooi, aai en oei-woorden horen ook tot de stof van groep 4. Voor sommige kinderen lastig omdat je een -j-klank hoort aan het eind, dus de neiging is om bijvoorbeeld ‘draaj’ te schrijven.
Woorden met -d- of -t- aan het eind zijn ook lastig. Op zich niet moeilijk, omdat je het hoort als je het woord langer maakt: hond-honden, maar taart-taarten. Wat het lastig maakt, is dat je kind geneigd is om gewoon op te schrijven wat het hoort, en zowel bij hond als taart hoor je aan het eind een -t-klank.
Om dit soort fouten en andere fouten te voorkomen is het nodig dat je kind een spellingsbewustzijn gaat ontwikkelen: het besef dat een klank op verschillende manieren geschreven kunnen worden. Je kind moet zich voortdurend afvragen waar de ‘valkuilen’ zitten in de spelling van een woord.
Met de oefenboeken spelling voor groep 4 van ‘Aandacht voor Spelling’ kun je het woordbeeld goed oefenen.
Voor veel kinderen is het voldoende als ze een woord een aantal keren op de goede manier geschreven hebben. Zij onthouden het woordbeeld en doen het voortaan goed, ook in zogenaamde vrije teksten.
De laatste spellingscategorie die in groep 4 aan de orde komt: de woorden met lange klanken waarbij één klinker verdwijnt (manen) en woorden met korte klanken waarbij er een medeklinker bijkomt (stappen). In deze spellingscategorie worden tot en met groep 8 verreweg de meeste fouten gemaakt.
In de uitleg over de open en gesloten lettergrepen vind je een stappenplan voor het schrijven van deze woorden.
In groep 5 komen de leestekens aan bod. In dit jaar komen de hoofdletters, de punten, vraagtekens en uitroeptekens aan de orde.
Meestal wordt de spelling aan het eind van de week getoetst met een dictee. In groep 5 zijn woorden met ‘vaste’ woordstukjes -be-, -ge-, -ver- en aan het eind -ig- en -lijk- lastig bij een dictee, omdat ze zo anders klinken dan je ze schrijft.
Verder verkleinwoorden op -je-, -tje- en -pje- en woorden die eindigen op -eren-, -elen- en -enen-. En ook de woorden waarbij de laatste letter bij verlenging verandert van -f- naar -v- (dief-dieven) of van -s- naar -z- (haas-hazen).
Bovendien wordt al een begin gemaakt met de begrippen die belangrijk zijn bij de werkwoordspelling.
Bekijk hier meer over spelling in groep 5!
In groep 6 gaat je kind beginnen met de werkwoordspelling. Om deze woorden goed te kunnen spellen moet je kind:
Als het geen persoonsvorm is, wat voor vorm het dan wel is (hele werkwoord, voltooid deelwoord of tegenwoordig deelwoord (zoals lopend).
Het is belangrijk dat je kind snapt dat de ‘lastige’ regels (dt, dde, tte) alleen gelden voor de persoonsvorm, en dat de schrijfwijze afhankelijk is van het onderwerp (ik, hij/jij/het of meervoud).
De uitgang -dt- komt alleen voor in de tegenwoordige tijd, bij woorden waarvan de stam (hele werkwoord min -en-) op een -d- eindigt!
In groep 6 oefent je kind alleen nog maar met de werkwoorden in de tegenwoordige tijd, en ook nog niet met de woorden die op -den- eindigen (en waarbij die ‘lastige’ -dt dus geschreven moet worden).
Meer over werkwoordspelling en die lastige dt vind je hier: Werkwoordspelling
In groep 6 komt verder de spelling van woorden met een -s-klank die met een -c- geschreven worden (centrum, ), woorden met een -k-klank die met een -c- geschreven wordt (camera) woorden met -tie-, -eit- en -heid- aan de orde. Verder meervouden van woorden die eindigen op een lange klank, en ook de ’s bij woorden als ’s avonds.
Je kind leert verder dat er komma’s geschreven moeten worden bij opsommingen (Ik eet brood, fruit en salade) en bij meerdere bijvoeglijke naamwoorden achter elkaar (de grote, rode, leren bank).
Bekijk hier de uitgebreide informatie over spelling in groep 6.
In groep 7 wordt de rest van de werkwoordspelling behandeld. Eerst de verleden tijd later in het jaar ook de voltooide tijd en de voltooid deelwoorden die bijvoeglijk gebruikt worden. Hierbij komen nog niet de moeilijke gevallen zoals het verschil in spelling tussen ‘vergrote’ (bijv.nw) en ‘vergrootte (werkwoord) aan de orde.
Bij de spelling van werkwoorden in de verleden tijd en in de voltooide tijd wordt ook het ‘kofschip’ geïntroduceerd: Als de stam van een woord op één van de medeklinkers van het woord ‘t kofschip eindigt, schrijf je in de verleden tijd -te- of -ten- achter de stam
(pakte/pakten) en het voltooid deelwoord eindigt ook op een -t- (gepakt). De -x- staat niet in het woord kofschip, maar toch moeten werkwoorden die op een -x- eindigen wel vervoegd worden als een ‘kofschipwoord’ (bijv. faxte, gefaxt). Daarom kwamen er alternatieven voor ’t kofschip waarin de -x- wel voorkomt, zoals ’t sexy fokschaap en de kofschiptaxi.
Ook de vervoeging van Engels werkwoorden wordt geïntroduceerd. Daarbij gelden overigens precies dezelfde regels als bij de vervoeging van de Nederlandse werkwoorden, maar de spelling van een werkwoord zoals ‘racen’ valt onder de ‘kofschip’-regel, omdat de laatste e niet uitgesproken wordt en je dus een -s-klank als laatste letter hoort.
Op gebied van leestekens wordt geoefend met vraagtekens, uitroeptekens en aanhalingstekens. Verder de hoofdletters in aardrijkskundige, historische en godsdienstige namen en namen van instellingen. En de trema’s en de koppeltekens (zee-egel) en de Engelse en Franse leenwoorden.
In de ‘gewone’ spelling staan woorden met de -ch- die uitgesproken wordt als -sj- (zoals chocolade) in het dictee. Verder de woorden die eindigen op een – b-, – th-, en -isch (e).
In de tweede helft van groep 7 komen daar nog de verkleinwoorden bij op – etje, -aatje, – ootje, en – uutje en de verkleinwoorden waarbij het woord zelf verandert (kettinkje, paadje).
Lees hier meer over spelling in groep 7.
In groep 8 wordt het laatste stukje van de werkwoordspelling aangepakt: de lastige werkwoorden met een ‘valse’ kofschipletter zoals ‘beloven’. Omdat de stam (hele werkwoord min -en) eindigt op een -v-, vervoeg je dit soort woorden niet als een ‘kofschipwoord’. Beloven: beloofde en ‘heeft beloofd’ dus. Hetzelfde geldt voor de -z- aan het eind van de stam: reizen, reisde, gereisd.
Verder bij de werkwoordspelling het gebruik van de stam als er je of jij achter de persoonsvorm staat: het is jij loopt, maar in de vragende zin ‘loop jij’ gebruik je de stam van het woord. Dus ook bij: “word jij juf?”
Een probleem bij werkwoordspelling waarbij zelfs door veel volwassenen nog veel fouten worden gemaakt, is de spelling van sommige werkwoorden die als een bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Deze woorden komen niet voor in het gezegde, en worden dus geschreven volgens de gewone spellingsregels. Een bekend voorbeeld is het verschil tussen: Hij vergrootte de foto” (stam + -te) en “de vergrote foto”. In het laatste geval is ‘vergrote’ een bijvoeglijk naamwoord, en geldt de gewone spellingsregel.
Voor de gewone spelling worden de woorden met een -x- en -y- en woorden die eindigen op -iaal, – eaal, – ieel en -ueel geoefend. Ze leren het verschil in spelling tussen gewone bijvoeglijk naamwoorden en stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden (die iets zeggen over de stof waarvan het gemaakt is). Deze laatste eindigen altijd op -en: De houten bank met de lederen bekleding staat op het katoenen kleed.
Verder komen er lastige woorden zoals applaus en agressie aan de orde. Deze woorden zijn lastig omdat ze op 2 manieren uitgesproken kunnen worden. Spreek je de -a- van applaus uit als een -aa- dan verwacht je geen dubbele p. Dat geldt ook voor de -a- in agressie. Ook een woord als ‘onmiddellijk’ is lastig, want het klopt niet met de regel dan na een stomme -e- nooit een dubbele medeklinker volgt (onmiddellijk).
Nog zo’n lastige spellingskwestie is: wanneer schrijf je de tussen-n- in woorden als pannenkoek. Deze regel is in 1995 veranderd. Jij hebt het mogelijk dus anders geleerd dan je kind, daarom ga ik er wat dieper op in. Deze regel is er sinds de verandering niet makkelijker op geworden. In het kort:
Je schrijft bijna altijd een tussen-n, behalve
De andere tussenletter, de -s- in een woord als stadspark en eengezinswoning (en niet eensgezinwoning zoals je vaak hoort) komen ook aan de orde.
Verder wordt geoefend met woorden als perziken, monniken enz. waarbij je een dubbele k zou verwachten. Maar die schrijf je dan weer niet omdat het laatste stuk van het woord niet beklemtoond wordt.
Klik hier voor de website van de CED-groep met een link naar het complete overzicht van de spellingscategorieën.
En klik hier voor het overzicht van taal oefenen op onze website.
Een goede woordenschat kan ook helpen bij het goed kunnen spellen van woorden. Door veel te lezen en woorden vaak te hebben gezien, krijgt je kind ook een beter woordbeeld. Uit onderzoek is gebleken dat het wel belangrijk is dat je kind de woorden ook opschrijft (bron: artikel Bosman).
Hier lees je alles over het verbeteren van de woordenschat van je kind:
De 4 spellingtips uit dit artikel zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek dat is weergegeven in ‘Spellingvaardigheid en leren spellen‘ van A.M.T. Bosman.
Bekijk ook:
Bekijk de video’s met informatie over de spellingcategorieën per groep.