Verkleinwoorden gebruiken doe je zo
In elk leerjaar van de basisschool krijgt je kind het vak spelling. De lessen in spelling zijn ingedeeld naar de bestaande spellingcategorieën. Een voorbeeld van een categorie is verkleinwoorden. Een ander voorbeeld is woorden die eindigen op –oor, -eer en –eur.
Alle spellingcategorieën zijn grofweg in te delen in 3 soorten spellingwoorden:
- klankregelwoorden
- regelwoorden
- weetwoorden
In dit artikel vertellen we je meer over verkleinwoorden en de regels die daarbij komen kijken. Op onze speciale pagina over spelling, vind je alle spellingregels die op de basisschool voorkomen op een rij.
Oefenbladen Spelling Groep 4 (Gratis)
Oefenbladen Spelling Groep 5 (Gratis)
Wat zijn verkleinwoorden?
In groep 4 en groep 5 van de basisschool worden de belangrijkste verkleinwoorden behandeld.
Lees hier meer over spelling in groep 4 en 5:
Een verkleinwoord is de kleine versie van een zelfstandig naamwoord. Zelfstandige naamwoorden zijn alle mensen, dieren, planten en dingen. Meestal vorm je verkleinwoorden, door achter het basiswoord -tje, -je, -pje, -kje of –etje te zetten.
Bijvoorbeeld: stoel-stoeltje
Stoel is hierbij het basiswoord.
Voor het maken van verkleinwoorden gelden regels. Welk achtervoegsel je kiest, ligt aan verschillende dingen, zoals de klank van het basiswoord, de klemtoon of de woordlengte.
Soms moet je de spelling van een woord veranderen om een verkleinvorm te maken.
Bijvoorbeeld: schip-scheepje
Verkleinwoorden: wat zijn de regels?
Regel 1: -je
Je schrijft het achtervoegsel –je na woorden, die eindigen op de medeklinkers: p, t, k, d, s en f.
- P streep-streepje
- T kast-kastje
- K dak-dakje
- D hemd-hemdje
- S muis-muisje
- F zalf-zalfje
- Em als het klinkt als een medeklinker website-websiteje
Regel 2: -tje
Je schrijft het achtervoegsel –tje na woorden, die eindigen op de medeklinkers l, n of r. De klinker ervoor moet dan een lange klank zijn of een ‘stomme’ e, zoals de –e- in kikker. Ook woorden die bestaan uit meerdere lettergrepen maar eindigen op een korte klank, krijgen –tje.
- L kanaal-kanaaltje
- N banaan-banaantje
- R tractor-tractortje
Regel 3: -etje
Je schrijft het achtervoegsel –etje na woorden, die eindigen op m, n, ng en l. Meestal is het dan nodig om de laatste medeklinker te verdubbelen.
- M kam-kammetje
- N pen-pennetje
- NG wang-wangetje
- L bal-balletje
- En als woorden uit 1 lettergreep bestaan en eindigen op R kar-karretje
Regel 4: -pje
Je schrijft het achtervoegsel –pje na woorden, die eindigen op de medeklinker m, rm en lm.
- M Alleen als er een lange klank voor staat: boom-boompje
- RM vorm-vormpje
- LM zalm-zalmpje
Regel 5: -kje
Je schrijft het achtervoegsel –kje na woorden, die eindigen op -ing. De klemtoon moet wel dan op de lettergreep voor -ing liggen. De –g- valt dan weg.
- ING haring-harinkje
Regel 5: Bijzondere verkleinwoorden
Verkleinwoorden met een getal of afkortingen krijgen een apostrof en –je of –tje.
- Getal A4-A4’tje
- Afkorting sms-sms’je
Oefenen met verkleinwoorden
Wil je samen met je kind wat extra oefenen met de verkleinwoorden, dan kun je op internet diverse sites vinden om te oefenen. Wil je liever op papier oefenen? Neem dan eens een kijkje op onze pagina voor groep 4 en 5, en bestel onze oefenboeken. Spelenderwijs verkleinwoorden oefenen is ook leuk om samen met je kind te doen. Doe bijvoorbeeld eens een klein dicteetje, laat je kind een verkleinwoord spellen en springen of plak in huis post-its met de verkleinwoorden op voorwerpen. Maak van iets leerzaams iets leuks.
Bekijk ook:
Emma –
Na van alles geprobeerd te hebben, was dit een schot in de roos. Mijn zoon straalt van zelfvertrouwen nu hij een goede score heeft gehaald. Het belangrijkste is dat hij er geen naar gevoel meer bij heeft. Hij weet nu dat hij het kan. heel blij!