Bekijk hier een overzicht voor ouders over groep 1 van de basisschool. Onderaan deze pagina vind je nog meer informatie, tips en spelletjes.
Eindelijk naar de ‘grote’ school! Als je kind 4 wordt, neemt het afscheid van de peuterspeelzaal of kinderopvang, en gaat het naar de basisschool.
Een grote stap voor het kind, maar ook voor jullie als ouders. Zeker als je kind tot op dat moment alleen 2 of 3 ochtenden naar de opvang ging. Daar zat het tussen leeftijdsgenootjes, maar op die nieuwe school lopen ook grotere kinderen, en veel meer juffen en meesters rond. En meestal is de kleutergroep ook veel groter dan die op de kinderopvang.
Voor jullie als ouders is het ook wennen. Op sommige scholen wordt een continurooster gehanteerd, dat betekent dat je kind ook niet meer ‘tussen de middag’ thuis komt eten. Ze zijn dan meestal wel om 2 uur uit, omdat de middagpauze korter is. Soms zijn ze op vrijdag vroeger uit.
Op scholen zonder continurooster is er een langere middagpauze, zodat je kind thuis kan lunchen. De woensdagmiddag is dan een vrije middag, en op veel scholen ook de vrijdagmiddag (voor de onderbouw). Je kind is pas vanaf 5 jaar leerplichtig, dus als je je kind eens een middagje extra thuis wil houden om uit te rusten, dan mag dat.
Voor groep 1 heeft je kind spelenderwijs al heel wat geleerd, zowel thuis als op de peuterspeelzaal of kinderopvang.
Je kind kent al heel wat woorden, heeft al spelend veel ontdekt over groot en klein, lang en kort, zwaar of licht enz. Het kan de telrij opzeggen als versje, en misschien in een liedje zoals 10 kleine visjes”, steeds 1 eraf halen. Het legt waarschijnlijk al verband tussen tellen, de telrij en geschreven getallen.
Ook het tijdsbesef: over 1 nachtjes slapen, als de grote wijzer bovenaan staat, enz. is al enigszins aanwezig. Ruimtelijk inzicht is ook al een beetje ontwikkeld, o.a. door te puzzelen, mozaïeken te maken en over te gooien. Je kind snapt al een beetje wat de functie van geld is.
Ook op sociaal gebied heeft je kind al het één en ander geleerd: op je beurt wachten, aangeven dat je iets leuk of niet leuk vindt. Samen spelen is op deze leeftijd vaak meer náast elkaar spelen dan mét elkaar, maar de regel ‘samen spelen is samen delen is wel bekend’.
En dan, meestal de dag na de 4de verjaardag, volgt de grote stap naar de basisschool.
In de eerste periode is je kind vooral bezig met het wennen aan de gang van zaken op school. Op de meeste scholen mag je als ouder nog even mee de klas in, om even een spelletje te doen of een puzzeltje te maken, net als op de speelzaal.
Daarna gaat de groep meestal even in de kring zitten. Er wordt besproken hoe het weekend was, of er wordt een verhaal vertelt of een liedje gezongen rond een bepaald thema. Daarna mag je kind kiezen waar het mee gaat spelen.
De bouwhoek en de huishoek zijn vaak favoriet, maar dat betekent ook dat je kind daar niet iedere dag in kan spelen. De leerkracht zal je kind ook stimuleren om niet steeds voor hetzelfde te kiezen, zeker niet na de wenperiode. Je kind kan ook aan een tafeltje spelen: puzzelen, tekenen, kleien of iets anders.
In de loop van groep 1 leert je kind er weer heel wat bij, zowel op reken-, taal- als sociaal gebied.
Je kind leert doordat het met van alles in aanraking komt, maar ook doordat de hersenen rijpen. Dit laatste is iets dat ouder of leerkrachten niet kunnen beïnvloeden, net zoals je je kind niet kunt leren lopen als het er nog niet aan toe is. Een kind zal bij het tekenen bijvoorbeeld altijd door de fase van de ‘koppoters’ (romp ontbreekt, benen en/of armen zitten aan het hoofd) gaan voordat het een gedetailleerder mens kan tekenen, met romp en voeten en handen.
Ook interessant:
Als je kind begint in groep 1 begrijpt het zo’n 4000 woorden, en gebruikt het ongeveer 2500 woorden actief. In de loop van groep 1en 2 leert het er zo’n 3000 bij, doordat er met thema’s wordt gewerkt, voorgelezen en nieuwe liedjes worden geleerd. Maar de kleuters leren ook tijdens het spel veel woorden van elkaar.
Thuis kun je helpen door veel voor te lezen, over veel verschillende onderwerpen, en vooral door je taal niet al te veel aan te passen aan die van je kind. Je kind begrijpt namelijk veel meer woorden dan degene die het zelf gebruikt.
Ga ook veel op pad, naar diverse bestemmingen, en praat over wat je ziet. Leer je kind ook om met aandacht te kijken en te luisteren. “Hoor je dat brommende geluid? Dat hoort bij dat vliegtuig daar hoog in de lucht. Zie je die aardbeien aan de plant? Sommigen zijn al helemaal rood, die zijn lekker, maar sommige zijn nog helemaal groen. Die zijn nog niet rijp”. Met dit soort gesprekjes leert je kind nieuwe woorden, maar ook om de wereld om zich heen aandachtig in zich op te nemen.
Goede voorleesboeken zijn boeken die aansluiten bij de belevings- of interessewereld van je kind. Er mag best wat moeilijkere taal instaan dan je kind zelf gebruikt, zolang het de belangstelling van je kind maar heeft.
Lees een boek meerdere keren voor: kinderen zijn gek op herhaling, en bovendien blijven nieuwe woorden zo beter hangen. Een goed en leuk boek dat ook goed is voor de woordenschat van je kind is “Mijn eerste van Dale”, waarin woorden worden uitgelegd met plaatjes en bijbehorende versjes.
Klik hier om Mijn eerste van Dale te bekijken
In de loop van groep 1 gaan kinderen vaak ook de letters ontdekken. Ze gaan de functie begrijpen van letters, en gaan vaak de letters uit hun eigen naam herkennen in andere woorden, maar ook in de vormen van de omringende wereld.
Zo herkende Vincent de eerste letter van zijn naam in de splitsing van een wandelpad, bij de hoek die een tak maakte met een andere tak, en in de M van McDonald. Daaruit blijkt dat de vorm van de letter in deze fase belangrijker is dan de klank.
Dat blijkt ook uit het volgende:
Oma was met Thijs bezig met het benoemen van de letters. Bij de P aangekomen zei ze: “Dat is de p van pappa”. Waarop Thijs vroeg: “Van welke pappa?” Oma: “Van alle pappa’s!” Thijs was onder de indruk en riep tegen zijn moeder die net thuiskwam: “Deze letter is van alle pappa’s!!”
‘Dat is de p van pappa’ betekende voor hem net zoveel als ‘dat is de fiets van Daan’.
Thijs was op dat moment dus nog niet in de fase dat hij de letter al kon koppelen aan de klank. Dat betekent niet dat je je kind daar niet in mag stimuleren. Het kan geen kwaad om tegen Thijs te zeggen dat zijn naam met dezelfde letter begint als Tim, en de klank -t- daarbij duidelijk te benadrukken. Maar maak er geen overhoring van en ga er ook niet iedere dag oefenen. Als het er nog niet aan toe is, werk het alleen maar frustratie in de hand.
Als je kind eraan toe is, zal het zelf ontdekken hoe het zit. Op het moment dat je kind de relatie tussen de letter en de klank begrijpt, kun je het wel spelletjes gaan aanbieden waarmee het dit nieuwe begrip kan oefenen.
Er zijn een heleboel apps te vinden waarmee je kind online of op de tablet kan oefenen, zoals de apps van:
Maar je kunt ook zelf met je kind op zoek gaan: welke voorwerpen beginnen met dezelfde letter? In welke woorden hoor je een -oo-klank?
Ook veel kinderprogramma’s oefenen dit soort begrippen.
Andere taalspelletjes, waarmee je vooral oefent met de auditieve waarneming (het horen van de klanken in woorden):
Voor al deze spelletjes geldt: forceer niets! Lukt het nog niet of toont je kleuter geen belangstelling, probeer het dan een paar weken later nog een keer.
Het schrijven van de letters is meestal het natekenen ervan, waarbij de volgorde of richting er niet zo toe doet. Of ze krabbelen wat achter elkaar, en zeggen dan dat ze je een brief hebben geschreven. Deze fase noem je de beginnende geletterdheid.
Bekijk ook:
Aan het eind van groep 1 zal je kind waarschijnlijk in staat zijn om rijmwoorden aan te vullen. Dus bijvoorbeeld bij de zin: Boven je hoofd schijnt de maan, het is tijd om naar bed te g……, kan je kind dat aanvullen met ‘gaan’.
Dit hoort bij het klankbewustzijn, en dat is een voorwaarde om te kunnen leren lezen. Lees veel rijmpjes voor of zing vaak rijmende liedjes als je kind dit nog lastig vindt.
Hoe zit het met rekenen in groep 1? Meestal kan je kind de telrij al opzeggen, maar resultatief tellen is nog een stapje verder. Resultatief tellen betekent dat je bijv. één voor één aanwijst, terwijl je steeds het volgende getal uit de telrij zegt. En dat je dan snapt dat als je bijvoorbeeld bij de laatste kraal 8 zegt, dat er dan dus 8 kralen liggen.
Je kind snapt dan meestal nog niet, dat als je de 2de kraal weghaalt, er dan nog 7 liggen. Want de achtste ligt er toch nog?
In groep 1 begint je kind ook getalsymbolen te herkennen en te koppelen aan getallen. Er wordt geoefend met het splitsen van aantallen tot 10, en het leert groepjes van 2 of 3 te herkennen zonder te tellen. In deze artikelen:
lees je er meer over en staan ook tips over activiteiten en spelletjes waarmee je je kind spelenderwijs verder kunt brengen in de rekenontwikkeling. Maar ook hier geldt weer: kijk waar je kind zelf mee bezig is, en sluit daarbij aan.
Heeft jouw kind nog weinig belangstelling voor getallen en is het meer bezig met klimmen en voetballen? Dan is het kennelijk bezig met het ontwikkelen van andere belangrijke vaardigheden.
In sommige kleuterklassen wordt al Engels ‘gegeven’. Dat klinkt heel schools, maar ook dit aanleren van het Engels gaat spelenderwijs. Er wordt een Engels liedje aangeleerd met plaatjes erbij, of er wordt een Engels prentenboek voorgelezen.
Er zijn meerdere redenen om in de kleuterbouw al met Engels te beginnen:
zonder dat het ten koste gaat van de Nederlandse taal.
Orthopedagoge Sieneke Goorthuis vergelijkt het brein van een met computer in wording.
De hardware ontwikkelt zich tussen 0 en 6 jaar. De hardware kun je vergelijken met uit het vermogen tot aandachtig kijken en luisteren. Verder wordt het spraakvermogen geactiveerd en wordt een geheugen (harde schijf) opgebouwd. Bovendien bestaat de hardware uit motorische vaardigheden (vergelijk: muis, toetsenbord) die het mogelijk maken om de complexe vaardigheden van sporten en schrijven te kunnen uitvoeren.
“Pas als het kind de hardware heeft opgebouwd – vroeger heette dat schoolrijpheid- kan aan de installatie van de softwarepakketten worden begonnen, zoals lezen, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis …, kortom alle schoolvakken. Wanneer de software wordt geïnstalleerd voordat de hardware zich goed heeft kunnen vestigen, loopt de computer voortdurend vast”.
Ieder kind ontwikkelt deze ‘hardware’ in een andere volgorde en in een ander tempo, maar al het leren gebeurt al spelend. Het leren van jonge kinderen is iets anders dan het schoolse leren. Is de hardware eenmaal aanwezig, dan kun je programma’s gaan installeren volgens een vaste volgorde: de leerlijnen van de methodes. Pas op dat moment heeft toetsen zin.
Toch werd op een gegeven moment gekozen voor het toetsen van jonge kinderen, om op tijd ontwikkelingsachterstanden te kunnen signaleren en aan te pakken. Er kwam veel kritiek op de cito-toetsen, zeker omdat de resultaten in het leerlingvolgsysteem werden opgenomen. Zoals gezegd, kinderen op die leeftijd ontwikkelen allemaal in een andere volgorde. ‘Scoort’ je kind op het ene moment onvoldoende op bijvoorbeeld klankherkenning, dan kan het zo maar zijn dat het 2 weken later daar een enorme sprong in heeft gemaakt. Erg jammer dan dus als dat net na de toets gebeurt. Er kwam dus veel protest tegen de toetsen, met name van de leerkrachten in groep 1 en 2, die willen dat kinderen leren door te spelen, en dat in gevaar zagen komen door de druk om kinderen voldoende te laten scoren op de toets.
Inmiddels is besloten om te stoppen met het toetsen van kinderen in groep 1 en 2.
Omdat alle kleuters zich in een andere volgorde en tempo ontwikkelen, is er ook geen norm voor wat je kind aan het eind van groep 1 al moet kunnen. Ook het SLO (stichting Leerplanontwikkeling) heeft dan ook geen aparte leerdoelen voor groep 1 opgesteld.
De leerkracht van je kind zal zo goed mogelijk aansluiten bij de ontwikkeling van je kind, maar het is natuurlijk niet te doen om in een klas van zo’n 30 kinderen iedere ontwikkeling bij te houden. Veel zal dan ook klassikaal worden aangeboden, waarbij in groep 2 meer werkjes aan tafel gemaakt zullen worden, in voorbereiding op groep 3. Is je kind daar aan het eind van groep 1 nog niet aan toe? Dan kan de leerkracht besluiten om nog even te wachten met dit soort opdrachten. Misschien is je kind er een maand later wel aan toe.
In groep 1 zullen van tijd tot tijd ook werkbladen aangeboden worden. Meestal zijn dat oefeningen voor de fijne motoriek: kleurplaten, overtrekbladen of doolhoven, of, wat later in het jaar, teloefeningen (waar ligt even veel) of opdrachtjes als: kleur de grootste bloem enz. Vindt je kind dit soort opdrachtjes leuk? Dan kan je in de winkel allerlei spelletjesblokken kopen met dit soort oefeningen, en er zijn ook allerlei apps te vinden, zoals de eerder genoemde apps van Bim Boo en Lola’s Trein.
Lees ook: de leerlijn motoriek in groep 1 en 2
Het is niet altijd zo dat je kind automatisch doorgaat van groep 1 naar groep 2. Vroeger was het zo dat als je kind tussen 1 oktober en 31 december geboren was, dat het dan langer in groep 1 bleef.
Als je kind in augustus/september 4 wordt, zit het 2 volle jaren in de kleutergroep. Als je kind geboren is tussen januari en augustus, brengt het er nog wat meer tijd door. Een januarikind zit 1,5 jaar in groep 1. Van zittenblijven is hier dus geen sprake.
Als je kind na 1 oktober 4 wordt, is het nog geen 6 jaar als het naar groep 3 gaat. Vroeger was dit een reden om een kind langer te laten kleuteren. Een oktoberkind zat dus bijna 3 jaar in de kleutergroep. Tegenwoordig wordt er bij deze ‘herfstkinderen’ naar de ontwikkeling gekeken. Het kan zijn dat besloten wordt dat je kind qua ontwikkeling toe is aan groep 2. Een herfstkind kan dus minder dan 2 jaar in de kleutergroep zitten. Is je kind nog niet zover? Dan kan besloten worden dat je kind nog een jaartje groep 1 blijft doen. Officieel blijft je kind dan zitten. Veel scholen hanteren een tussenvorm: je kind blijft nog een half jaar in groep 1, en stroomt dan door naar groep 2. Aan het eind van groep 2 wordt dan opnieuw bekeken of je kind al toe is aan groep 3.
Zoals gezegd, jonge kinderen ontwikkelen zich allemaal in een ander tempo en op een andere volgorde. Leren rekenen en lezen kan pas als de ‘hardware’ ontwikkeld is.
Bij sommige kinderen is die ‘hardware’ al veel eerder klaar dan bij andere kinderen. Ze zijn vaak als peuter al geïnteresseerd in letters en cijfers, hebben al een bepaalde logica ontwikkeld in hun denken, en spelen vaak liever met oudere kinderen omdat ze vaak ook sociaal-emotioneel verder zijn in hun spel. In zo’n geval spreek je van kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Dit kan een indicatie zijn van hoogbegaafdheid, maar dat hoeft niet. Er kan ook sprake zijn van een tijdelijke voorsprong.
In groep 1 en 2 in hoge mate wordt aangesloten bij de ontwikkeling van je kind, en als het goed is zal dat ook gebeuren bij jouw slimme 4-jarige. Het voordeel van de combinatie van groep 1 en 2 bij elkaar is dat jouw kind ook kan kiezen voor de moeilijker puzzels en spelletjes, (als de spelmaterialen tenminste niet zijn onderverdeeld in groep-1- en groep -2-materialen) en met oudere kinderen kan spelen. Bij de wat meer geleide activiteiten zoals werkbladen maken, bezig zijn met letters en cijfers, is het wel belangrijk dat de leerkracht ook hierbij aansluit bij de ontwikkeling van jouw kind. Dat betekent dat je kind dus niet de werkbladen en activiteiten van groep 1 aangeboden krijgt, maar die van groep 2, en dat het vrij toegang heeft tot alle leermaterialen in de klas. Het blijkt bovendien nadelig te werken als je kind eerst de groep-1-werkjes moet maken om te ‘bewijzen’ dat het meer aankan.
De kans is groot dat je kind, dat al zolang heeft moeten wachten voordat het naar de ‘grote’ school kan en daar ook hoge verwachtingen van heeft, gedemotiveerd raakt en juist gaat onderpresteren. Je kind hoeft het ook niet meer te bewijzen: als het goed is, is op de peuterspeelzaal of kinderopvang als gesignaleerd dat je kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft, en is dat overgedragen naar de basisschool.