Woorden met au of ou
Op de basisschool leert jouw kind lezen in groep 3. Naast lezen, zijn spelling en woordenschat belangrijke onderdelen van het vak taal. In dit artikel gaan we dieper in op het vak spelling, in het bijzonder op woorden met ‘au’ of ‘ou’.
Tijdens de spellingles op de basisschool leert je kind de spellingregels aan de hand van verschillende spellingcategorieën. Een spellingcategorie is een bepaalde klank of vorm, zoals –nk en –ng, woorden op –lijk of –isch. Ook woorden met au en ou horen hierbij en komen aan bod.
Veel kinderen kunnen deze twee moeilijk uit elkaar houden. Hoe zit dat met woorden met au en ou? Hoe kun je ze uit elkaar houden en hoe kun jij je kind helpen met oefenen? In dit artikel leggen we je er meer over uit.
Oefenbladen Groep 3 Spelling (Gratis)
Oefenbladen Spelling Groep 4 (Gratis)
Oefenbladen Spelling Groep 5 (Gratis)
Lees ook:
Woorden met au of ou: de spellingregels
Tijdens de spellingles krijgt je kind een spellingmoeilijkheid aangeboden en voorbeelden ervan te zien. De klank, de woorden en de regel worden spelenderwijs en in verhaalvorm hardop gelezen. Daarna volgt meestal een aantal wekenlang oefenstof met de aangeboden categorie.
Binnen spelling kunnen we woorden in 3 categorieën indelen:
- Klankwoorden
Bijvoorbeeld: woorden die beginnen met sch-.
- Regelwoorden
Bijvoorbeeld: woorden op –d, zoals hond. Je hoort een –t, je maakt het woord langer (honden) en hoort dan dat het een –d moet zijn.
- Weetwoorden
Bijvoorbeeld: woorden met ei of ij. Je hoort het verschil niet. Je moet ze gewoon weten.
Woorden met au en ou zijn ook weetwoorden. De moeilijkheid is, dat je geen verschil in klank hoort. Je kunt er ook niet achter komen hoe je het schrijft. Er is geen spellingregel voor. Je moet ze gewoon weten.
Au woorden
Bij het aanleren van woorden met au, gebruikt de spellingmethode van de basisschool meestal als basiswoord het woord pauw. Daarmee begint de eerste kennismaking met de au. Dit gebeurt meestal in verhaalvorm. In het verhaal komen dan verschillende woorden voor met de au. Kinderen moeten goed luisteren. Zelf kun je als ouder ook zo’n verhaal verzinnen. Laat je kind een opdracht uitvoeren als hij een woord met de au hoort, zoals springen of de hand opsteken.
Ou woorden
Bij het aanleren van woorden met ou, gebruikt de spellingmethode van de basisschool meestal als basiswoord het woord hout. Daarmee begint de eerste kennismaking met de ou. Dit gebeurt meestal in verhaalvorm. In het verhaal komen dan verschillende woorden voor met de ou. Hetzelfde geldt voor deze woorden als voor de woorden met au. Probeer er vooral een spelletje van te maken.
Oefenen met au en ou
In groep 4 krijgt je kind voor het eerst te maken met woorden met au en ou. Zo halverwege het schooljaar worden deze woorden voor het eerst aangeboden. Dat gebeurt meestal in de vorm van een verhaal over bijvoorbeeld de pauw en het hout.
We spraken al eerder over weetwoorden. Woorden met au en woorden met ou behoren tot de weetwoorden en moet je dus gewoon uit je hoofd weten.
Maar uit je hoofd weten, hoe doe je dat dan?
Deze woorden leer je vooral door veel te oefenen. Gelukkig hoeft dat niet altijd op een schoolse manier, maar kun je er thuis een leuk spel van maken!
- Op veel basisscholen kun je aan de leerkracht een woordenlijst vragen van de woorden die op dat moment geleerd worden. Zo kun je thuis met je kind oefenen. Maak er een spelletje van door bijvoorbeeld om de beurt een woord te proberen foutloos te spellen.
- Veel lezen! Lezen vergroot de woordenschat van jouw kind en daarmee het woordbeeld. Dat is handig voor woorden, zoals met au/ou of ij/ei. Hoe meer je leest, hoe groter je woordenschat.
- Oefenen online. Er zijn veel websites waar je kind kan oefenen met spelling.
- Puzzelen. Denk hierbij aan woordzoekers. Kinderen vinden deze puzzels vaak heerlijk om te doen!
- Oefenboeken. Op onze website kun je gratis oefenbladen downloaden. Heb je nog niet genoeg geoefend? Dan zijn onze werkboeken ook erg handig. Daarmee oefent jouw kind ook direct alle spellingregels, die in de Cito-toetsen voorkomen.