‘t Kofschip: hoe en wanneer gebruik je het? (En wat is de ‘t ex-kofschip regel?)
’t Wat? ’t Kofschip? Wat is dat nu weer? En wat heeft het in vredesnaam met de werkwoordspelling en de Nederlandse taal te maken? In dit artikel geven we je antwoorden op al je vragen.
Ook vertellen we je hoe en wanneer je de kofschip-regel gebruikt. Kortom: voor jou zijn er straks geen kofschip-geheimen meer!
De kofschip-regel
Laten we vooropstellen dat we het, wanneer we over taal praten, niet over een echt kofschip hebben. Dat is een groot zeilschip. Vroeger werden kofschepen veel gebruikt voor de kust- en binnenvaart. Een kofschip was ongeveer 12 meter lang, had een platte bodem en 2 grote masten.
Hoewel het leuk is om meer over dit soort schepen te weten, laten we die nu varen. We gaan het hebben over de kofschip-regel, een regel die bij taal vaak wordt gebruikt.
Maar wat voor regel is het eigenlijk?
De kofschip-regel is belangrijk bij de werkwoordspelling. Je gebruikt de kofschip-regel om te weten of bepaalde werkwoordsvormen op een -d of een -t moeten eindigen. Hoe dat werkt, leggen we je straks uit.
Download hier de gratis Werkbladen Werkwoordspelling Groep 7/8
Werkbladen Spelling Groep 7 (Gratis)
Wanneer gebruik je ‘t kofschip?
Je gebruikt de kofschip-regel niet voor alle werkwoordsvormen. Hij is alleen bruikbaar bij de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden.
Bekijk ook: Werkwoordspelling schema (PDF)
Voor de persoonsvorm tegenwoordige tijd gebruik je een andere regel. Als je wilt weten hoe je die moet schrijven, schrijf je altijd eerst de ik-vorm.
Daarna bepaal je of er nog een -t achter de ik-vorm moet, of dat je misschien het hele werkwoord moet opschrijven. Dat laatste doe je in de meervoudsvormen. Aan de persoonsvorm tegenwoordige tijd komt dus geen kofschipregel te pas.
‘t Ex-kofschip
Eigenlijk zeggen we het fout als we praten over de kofschip-regel. In plaats daarvan zouden we het over de regel van ’t ex-kofschip moeten hebben.
In ’t ex-kofschip zitten namelijk alle medeklinkers die we nodig hebben om te weten of we een -d of een -t moeten schrijven aan het eind van het werkwoordsvorm. In ’t kofschip ontbreekt nog de x.
De klinkers van ‘t ex-kofschip tellen niet mee. Die mag je wegstrepen. Alleen de medeklinkers zijn belangrijk.
Dan houd je dus nog deze letters over:
Hoe werkt ‘t kofschip?
Zoals je intussen al weet, werkt de regel van ’t kofschip, of eigenlijk dus ’t ex-kofschip, alleen bij de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden.
Misschien vind je het overdreven om ’t ex-kofschip te gebruiken, omdat je vaak wel hoort of ergens een -d of een -t moet staan. Toch is het aan te raden om van deze regel gebruik te maken.
Als je de regel goed toepast, ga je veel minder snel in de fout. Bovendien zie je sneller of ergens een dubbele -d of -t moet staan.
Hoewel bij beide werkwoordsvormen de regel heel veel op elkaar lijkt, behandelen we ze toch apart. We geven je steeds voorbeelden, zodat je goed ziet wat we met de theorie bedoelen.
Persoonsvorm verleden tijd
Laten we eens beginnen met een voorbeeldzin.
- Pieter __ (plakken v.t.) gisteren de band van zijn fiets.
Je ziet dat de zin in de verleden tijd staat en dat je een persoonsvorm moet invullen. Het werkwoord plakken is een zwak werkwoord. Dat betekent dus dat je voor deze zin de regel van ’t ex-kofschip mag gebruiken!
We leggen je nu in stappen uit hoe die regel werkt.
- Schrijf eerst de ik-vorm van het werkwoord op.
De ik-vorm van plakken is plak. Die schrijf je meteen op:
- Pieter plak__ (plakken v.t.) gisteren de band van zijn fiets.
2. Kijk of de laatste letter van de stam 1 van de medeklinkers van ’t ex-kofschip is.
Let op: de stam is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm. De stam van een werkwoord is het hele werkwoord min -en. De stam van plakken is dus plakk. Voor de letter maakt dat in dit geval niet zoveel uit; dat blijft een k.
De k zit in de medeklinkers van ’t ex-kofschip.
- Zit de laatste letter van de stam in ’t ex-kofschip? Schrijf dan -te achter de stam. Zit hij er niet in? Schrijf dan -de achter de stam.
We weten dat de k in ’t ex-kofschip zit. Wij moeten dus achter ons voorbeeld -te schrijven.
- Pieter plakte (plakken v.t.) gisteren de band van zijn fiets.
4. Controleer of het onderwerp van de zin meervoud of enkelvoud is. Bij enkelvoud hoef je niets meer te doen. Bij meervoud schrijf je nog een -n achter het woord.
Het onderwerp van deze zin is Pieter. Dat is enkelvoud. Dat betekent dus dat je geen -n meer hoeft op te schrijven. Deze werkwoordsvorm is nu dus goed ingevuld:
- Pieter plakte (plakken v.t.) gisteren de band van zijn fiets.
We doen nog een voorbeeld.
- Alle aanwezigen __ (juichen v.t.) voor hun baas.
Stap voor stap komen we weer tot het juiste antwoord.
- De ik-vorm van juichen is juich. Die schrijf je vast op.
- Alle aanwezigen juich_ (juichen v.t.) voor hun baas.
2. De laatste letter van de stam van juichen (hele werkwoord min -en) is de h. Maar zoals je ziet, staat er ook nog een c voor. De ch mag je altijd als 1 klank zien. De ch zit in ’t ex-kofschip.
3. Nu weet je dat je achter juich alvast -te kunt zetten. De ch zit immers in ’t ex-kofschip.
- Alle aanwezigen juichte_ (juichen v.t.) voor hun baas.
4. Het onderwerp van deze zin is ‘alle aanwezigen’. Dat is meervoud. Achter juichte moet dus nog een -n komen. Daarna ben je klaar!
- Alle aanwezigen juichten (juichen v.t.) voor hun baas.
En nog een laatste voorbeeld:
- Gabriëlle _ (verven v.t.) haar haren groen.
- Verven is een zwak werkwoord. De ik-vorm van verven is verf.
- Gabriëlle verf (verven v.t.) haar haren groen.
2. Nu kijk je naar de laatste letter van de stam. Maar let op! In het geval van verven is de stam niet hetzelfde als de ik-vorm. De stam is verv. Die eindigt op een v. De v behoort niet tot de medeklinkers van ’t ex-kofschip.
3. Dat betekent dat je achter de ik-vorm alvast –de kunt zetten. Zorg dat je die ik-vorm wél met een f schrijft:
- Gabriëlle verfde (verven v.t.) haar haren groen.
- Het onderwerp van de zin is Gabriëlle. Dat is enkelvoud. Je hoeft achter de persoonsvorm dus geen -n meer te plaatsen. Dit is dus de uitkomst:
- Gabriëlle verfde (verven v.t.) haar haren groen.
Dubbele -d of -t bij de persoonsvorm verleden tijd
Met de regel van ’t ex-kofschip kun je op een makkelijke manier uitvogelen of een persoonsvorm in de verleden tijd met een dubbele -d of -t geschreven moet worden.
Volg daarvoor gewoon alle stappen die je hierboven hebt geleerd.
We geven je een voorbeeld om het te laten zien:
- Kars __ (wenden v.t.) zijn gezicht af.
- De ik-vorm van dit zwakke werkwoord is wend. Die schrijf je vast op:
- Kars wend (wenden v.t.) zijn gezicht af.
2. De laatste letter van de stam van wenden is een -d. Die zit niet in ’t ex-kofschip.
3. Je weet nu dat je achter de ik-vorm in ieder geval nog -de moet schrijven.
- Kars wendde (wenden v.t.) zijn gezicht af.
4. Het onderwerp van de zin, Kars, is enkelvoud. Je hoeft dus geen extra -n op te schrijven.
Zie je dat je nu een werkwoord hebt gevormd met een dubbele -d? Dat komt omdat de ik-vorm van wenden ook al eindigt op een -d. Daarachter moet je nog een extra -d als uitgang plaatsen. Dubbele d dus!
De persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
Wanneer je een sterk werkwoord tegenkomt dat je in de verleden tijd moet zetten, geldt de regel van ’t ex-kofschip niet. Je schrijft dan gewoon op wat je hoort.
Bijvoorbeeld:
- Bobby __ (laten v.t.) zijn hondje uit.
Dat moet natuurlijk worden:
- Bobby liet zijn hondje uit.
Voltooid deelwoord
Een voltooid deelwoord geeft aan wat al gebeurd is. In het artikel over werkwoorden lees je er meer over.
Als je wilt weten of een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord met een -d of een -t moet eindigen, kun je het natuurlijk altijd langer maken.
Bijvoorbeeld:
- Bella heeft een ketting gemaakt.
- De gemaakte ketting.
Als je het voltooid deelwoord gemaakt langer maakt, hoor je dat het op een -t eindigt. Toch is het niet altijd zo makkelijk om dat te horen. Denk maar aan werkwoorden waarvan je de betekenis niet kent.
Op zo’n moment is het erg handig als je de regel van ’t ex-kofschip kent. Die werkt bij het voltooid deelwoord bijna hetzelfde als bij de persoonsvorm verleden tijd.
Bij het voltooid deelwoord schrijf je natuurlijk niet alleen de ik-vorm op. Meestal komt daar nog iets voor: ge-, ver-, her- of be- bijvoorbeeld.
We geven weer een voorbeeld:
- Dylan heeft tijdens de wedstrijd erg hard __ (fietsen v.d.).
De ik-vorm van fietsen is fiets. Ook weten we dat het voltooid deelwoord van fietsen begint met ge-. Dit kunnen we alvast opschrijven:
- Dylan heeft tijdens de wedstrijd erg hard gefiets (fietsen v.d.).
Vervolgens kijk je of de laatste letter van de stam van fietsen 1 van de medeklinkers van ’t ex-kofschip is. Dat is zo, dus dit voltooid deelwoord moet op een -t eindigen.
- Dylan heeft tijdens de wedstrijd erg hard gefietst.
En als je dit voltooid deelwoord langer maakt, hoor je ook dat gefietst met een -t moet:
- De gefietste route.
Nog een voorbeeld:
- Noa heeft zijn neefje uit het water _ (redden v.d.).
Dit voltooid deelwoord begint met ge-. Daarna schrijf je de ik-vorm op. Dat is red:
- Noa heeft zijn neefje uit het water gered_ (redden v.d.).
De laatste letter van de stam (een d) staat niet in ’t ex-kofschip. Dat zou betekenen dat je nog een -d krijgt achter de ik-vorm. Maar omdat die er al staat, hoef je die er bij een voltooid deelwoord niet nog eens extra bij te zetten.
De juiste uitkomst blijft dus gered:
- Noa heeft zijn neefje uit het water gered (redden v.d.).
Maar let op: je gebruikt alleen de medeklinkers in ’t ex-kofschip. Niet de klinkers dus! Van sommige werkwoorden eindigt de stam op een klinker die in ’t ex-kofschip zit. Dan eindigt het voltooid deelwoord toch op een -d.
We laten je weer met een voorbeeld zien wat we bedoelen.
- De koeien hebben de hele dag __ (loeien v.d.).
We weten dat het voltooid deelwoord van loeien met ge- begint. Ook kennen we de ik-vorm: loei. Deze twee plakken we alvast aan elkaar:
- De koeien hebben de hele dag geloei_ (loeien v.d.).
Nu gaan we kijken of er achter dit woord nog een -d of een -t moet komen.
De laatste letter van de stam is een i. Die zit wel in ’t ex-kofschip, maar het is een klinker. De klinkers tellen niet mee. Dat betekent dat je het voltooid deelwoord van loeien met een -d moet schrijven:
- De koeien hebben de hele dag geloeid (loeien v.d.).
Ook als je dit voltooid deelwoord langer maakt, hoor je ook dat er een -d aan het eind moet staan: geloeide.
‘t Kofschip schema
Alle informatie die we hierboven hebben uitgelegd, kun je samenvatten in een schema. Kijk maar eens mee. Je begint altijd bij het gele vakje linksboven.
Waarom ’t ex-kofschip?
Heb je je wel eens afgevraagd waarom de regel van ’t ex-kofschip eigenlijk bestaat? Zou die simpelweg verzonnen zijn, of zit er nog iets achter?
De regel van ’t ex-kofschip is zeker niet zomaar bedacht door mensen die kofschip wel een mooi woord vonden. Dat blijkt ook wel, want naast ’t ex-kofschip gebruiken ook veel mensen ’t ex-fokschaap. Dat ezelsbruggetje werkt overigens precies hetzelfde als ’t ex-kofschip.
Maar wat zit er dan wel achter?
Om dat te begrijpen, kun je het beste meedoen aan een kleine, praktische test. Leg je volledige hand losjes tegen je keel aan. Als je wilt testen of hij goed ligt, hoef je alleen maar even te praten. Voel je je hand trillen? Dan ligt hij goed.
Als je niets voelt, verplaats je je hand net zo lang tot je wel trillingen voelt terwijl je praat. De trillingen worden veroorzaakt door je stembanden, die in het strottenhoofd liggen.
Nu ga je alle medeklinkers van ’t ex-kofschip (of ’t ex-fokschaap dus) 1 voor 1 uitspreken. Maar let op: je spreekt ze niet uit als letters van het alfabet, maar zoals je ze heel lang geleden hebt geleerd.
De t spreek je dus niet uit als té, maar als t. Bij de f is dat makkelijker. Die maak je gewoon heel erg lang: fffffffff.
Spreek ze maar eens allemaal achter elkaar uit: t, k, f, s, ch (een harde g) en p. Het is superbelangrijk dat je de letters niet als alfabetletters uitspreekt. Dan werkt het namelijk niet.
Als je de letters goed hebt uitgesproken, heb je bij geen enkele letter een trilling gevoeld in je keel.
Twijfel je? Probeer het dan maar eens uit met de f en de v. Spreek eerst de f als 1 lange letter uit: fffffffff. Daarna spreek je de v ook als lange klank uit: vvvvvvvvvvv. Voel je het verschil? Bij de v trillen je stembanden en bij de f doen ze dat niet!
Trillingen en ‘t ex-kofschip
Terug naar ’t ex-kofschip. Geen enkele medeklinker van dit woord veroorzaakt een trilling in je stembanden. Daarom zijn juist deze letters gebruikt om een woord van te maken.
De klinkers tellen niet mee, omdat die wel allemaal een trilling veroorzaken.
En weet je nog welke letter je gebruikt als de laatste letter van de stam een medeklinker van ’t ex-kofschip is? Juist, de t. De t veroorzaakt ook geen trilling als je hem uitspreekt.
Het is dus zeker niet toevallig dat al deze letters bij elkaar in een woord staan.
De bromvliegzwaan
Laten we nu eens het tegengestelde proberen. We gaan alle letters bij elkaar zoeken die wél trillingen in je stembanden veroorzaken.
Eén groep kennen we al: de klinkers. Die horen allemaal bij deze letters. Spreek ze maar eens uit, terwijl je hand tegen je hals ligt: a, e, i, o, u en y.
Maar er zijn nog meer letters waarvan je stembanden gaan trillen. Je hebt bijvoorbeeld de v al gevoeld.
Andere letters in deze groep zijn: b, r, m, l, g (een zachte g), z, w en n. Spreek ze maar eens uit. De z is geen ‘zet’, maar een ‘zzzzzzzzzzzz’. En de n is geen ‘en’, maar een ’nnnnnn’.
Voel je de trillingen?
Net als voor de letters van ’t ex-kofschip is voor deze letterreeks een ezelsbruggetje bedacht: de bromvliegzwaan.
Alle medeklinkers van dit fantasiewoord laten je stembanden trillen als je ze uitspreekt. En dat betekent dat de uitgang van het werkwoord een -d krijgt.
Vind je het nu moeilijk om te onthouden of je juist de -d of de -t schrijft bij ’t ex-kofschip? Kijk dan maar eens goed. Voor ex-kofschip staat namelijk het antwoord al: ’t! En voor bromvliegzwaan staat ook het antwoord: de (de d dus).
Jij hoeft je dus nooit meer af te vragen welke letter je moet gebruiken. Gewoon even checken in welke van de 2 woorden de laatste letter van de stam zit. En nogmaals: alle klinkers horen bij de bromvliegzwaan. Ook al staan ze er niet allemaal in.
En vind je het lastig om 2 woorden te onthouden? Blijf dan gewoon bij ’t ex-kofschip en vergeet de bromvliegzwaan. Ook zonder de bromvliegzwaan kun je alle regels goed uitvoeren.
Met ’t ex-kofschip betere resultaten
Nu jij alle regels van ’t ex-kofschip kent, hoef jij je geen zorgen meer te maken over de resultaten bij werkwoordspelling. Nogmaals, houd wel goed in de gaten dat je ’t ex-kofschip alleen op de juiste momenten gebruikt. Bij de persoonsvorm verleden tijd en het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden dus.
Ben je benieuwd hoe goed de theorie er bij jou al in zit? Check dan de opdrachten hieronder eens!
En heb je nog vragen? Laat het ons gerust weten in een reactie onder dit artikel. We vinden het alleen maar fijn als we jou verder kunnen helpen met de theorie van ’t ex-kofschip!
Kofschip oefeningen
Met deze oefeningen check jij of je de theorie van ’t ex-kofschip al helemaal begrijpt. Schrijf de antwoorden op en controleer ze daarna met de oplossingen onder de opdrachten.
Opdracht 1
Schrijf de persoonsvorm verleden tijd goed op. Gebruik, waar nodig, de regel van ’t ex-kofschip.
- 1. Sien __ (werken v.t.) afgelopen week erg hard.
- 2. De inleverdatum voor haar werkstuk over vulkanen __ (naderen v.t.) namelijk.
- 3. Ze __ (maken v.t.) een prachtige vulkaan van klei.
- 4. Daarin __ (branden v.t.) een echt vuur.
- 5. Ook _ (verven v.t.) Sien en haar zusje samen de buitenkant.
- 6. Sien _ (weten v.t.) niet dat school zo leuk kon zijn.
Opdracht 2
Schrijf het voltooid deelwoord goed op. Gebruik, waar nodig, de regel van ’t ex-kofschip.
- 1. Joey heeft altijd bij dezelfde club _ (voetballen v.d.).
- 2. Vandaag heeft hij zijn neefje van 7 ook __ (uitnodigen v.d.).
- 3. Zijn neefje Joep heeft nog nooit een bal __ (aanraken v.d.).
- 4. Maar misschien heeft hij het talent van zijn vader _ (erven v.d.).
- 5. Die is vroeger topscoorder bij het Nederlands elftal __ (zijn v.d.).
Opdracht 3
Schrijf de werkwoorden goed op. Gebruik, waar nodig, de regel van ’t ex-kofschip.
- 1. Hamid __ (maken v.d.) vroeger nooit graag opdrachten over taal.
- 2. Hij _ (begrijpen v.d.) de regels van de werkwoordspelling niet.
- 3. De laatste tijd heeft hij daar veel over _ (leren v.d.).
- 4. Vooral de regel van ’t ex-kofschip heeft hij goed in zijn geheugen __ (stampen v.d.).
- 5. Laatst _ (zetten v.t.) hij alle d’s en t’s voor het eerst foutloos neer.
- 6. Zijn ouders _ (juichen v.t.) hem vol trots toe.
Antwoorden opdracht 1
- 1. Sien werkte afgelopen week erg hard.
- 2. De inleverdatum voor haar werkstuk over vulkanen naderde namelijk.
- 3. Ze maakte een prachtige vulkaan van klei.
- 4. Daarin brandde een echt vuur.
- 5. Ook verfden Sien en haar zusje samen de buitenkant.
- 6. Sien wist niet dat school zo leuk kon zijn.
Antwoorden opdracht 2
- 1. Joey heeft altijd bij dezelfde club gevoetbald.
- 2. Vandaag heeft hij zijn neefje van 7 ook uitgenodigd.
- 3. Zijn neefje Joep heeft nog nooit een bal aangeraakt.
- 4. Maar misschien heeft hij het talent van zijn vader geërfd.
- 5. Die is vroeger topscoorder bij het Nederlands elftal geweest.
Antwoorden opdracht 3
- 1. Hamid maakte vroeger nooit graag opdrachten over taal.
- 2. Hij begreep de regels van de werkwoordspelling niet.
- 3. De laatste tijd heeft hij daar veel over geleerd.
- 4. Vooral de regel van ’t ex-kofschip heeft hij goed in zijn geheugen gestampt.
- 5. Laatst zette hij alle d’s en t’s voor het eerst foutloos neer.
- 6. Zijn ouders juichten hem vol trots toe.
Meer oefenen?
Wil jij met jouw kind meer oefenen met werkwoordspelling? Bestel dan ons Oefenboek Werkwoordspelling Groep 7/8.
Bekijk ook eens:
Gerelateerde artikelen
Reacties
2 reacties op “‘t Kofschip: hoe en wanneer gebruik je het? (En wat is de ‘t ex-kofschip regel?)”-
Jullie schema klopt niet voor het werkwoord praten.
V.d komt uit op gepraatt. Ipv gepraat. Klinkt trouwens raar hoor, we eggen nl meestal gesproken of gebabbeld.
Ik kan zo snel niet op een zwak werkwoord met een t komen en ik denk dat er geen zijn verder.
Of heb je nog een voorbeeld voor me?-
Beste Harrie,
Dank je wel voor je bericht.
Het klopt inderdaad dat een zwak werkwoord waarvan de stam al eindigt op een -d of een -t géén extra -d of -t krijgt als je er een voltooid deelwoord van maakt. In het artikel zie je een voorbeeld staan waarbij dit is uitgelegd: van het werkwoord ‘redden’ wordt een voltooid deelwoord gemaakt. Daar hoeft geen extra -d te worden toegevoegd. Voor ‘praten’ geldt hetzelfde. Een ander werkwoord waar dit voor geldt, is ‘verloten’ –> We hebben alle prijzen verloot. Ook hier ontbreekt de extra -t.
Ik hoop dat je vraag hiermee is beantwoord!
Hartelijke groet,
Judith Kimenai
-
Iris Obdeijn –
Mijn dochter had veel moeite met werkwoordspelling. Na oefenen met het oefenboek Werkwoordspelling groep 7/8 gaat het veel beter! Ze heeft hierdoor een mooie score op haar cito behaald. Zij blij en ik blij.
Het boek bevat goede uitleg en nuttige opdrachten. Aanrader!