Wat is een onvoltooid deelwoord? Uitleg en werkblad (PDF)
Weet je wat een onvoltooid deelwoord is? Je hebt bij ontleden vast wel eens van een voltooid deelwoord gehoord. Dat is een woord dat aangeeft wat je hebt gedaan. We leggen het je in dit artikel uit wat een onvoltooid deelwoord is.
Wat is een deelwoord?
Een deelwoord is een woord dat je op verschillende plaatsen in de zin kunt vinden. Het kan een werkwoord zijn, maar ook een bijvoeglijk naamwoord. Je herkent dit het makkelijkst bij een voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld:
- Ries heeft een sticker verdiend.
- de verdiende sticker
Je ziet dat het woord ‘verdiend’ in de eerste zin een voltooid deelwoord is. In de tweede zin is hetzelfde woord (met een -e eraan vastgeplakt) ineens een bijvoeglijk naamwoord. Of beter gezegd: het is een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.
Nog een voorbeeld:
- De Minister-President is herkozen.
- de herkozen Minister-President
Ook hier is hetzelfde woord eerst een voltooid deelwoord en in de tweede zin een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord. Maar wat is dan een onvoltooid deelwoord? We leggen het je nu uit.
Bekijk ook:
- Ontleden, wat is het? En het schema dat altijd werkt
- Wat is een voltooid deelwoord?
- Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
- Alles over het onbepaald voornaamwoord
- Bijwoordelijke bepaling: alles wat je erover moet weten
- Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
- Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: uitleg en oefenen
- Hoe kun je makkelijk de persoonsvorm vinden in een zin?
- Hoe vind je een onderwerp in een zin?
- Hoe vind je een lijdend voorwerp?
- Hoe vind je het meewerkend voorwerp?
- Wat is een werkwoordelijk gezegde?
- Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
- Wat is een voegwoord?
- Hoofdzin en bijzin: hoe zit dat?
- Zinsontleding uitleg
- Taalkundig ontleden
Werkbladen ontleden groep 7/8 downloaden (gratis)
Uitleg over het onvoltooid deelwoord
Een onvoltooid deelwoord is een woord dat aangeeft dat iemand iets doet, terwijl hij tegelijkertijd ook iets anders aan het doen is. Kijk maar eens naar de volgende voorbeeldzinnen.
- Gapend fietste hij ’s ochtends naar school.
- Pratend aten de kinderen hun eten op.
- Lachend deden ze daarna een spelletje.
De dik gedrukte woorden in deze drie zinnen zijn voorbeelden van een onvoltooid deelwoord.
Ook kan een onvoltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord (link naar bijvoeglijk naamwoord) in de zin staan. Het geeft dat een kenmerk weer van een zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
- de slapende kat
- het dansende koppel
- de grazende schapen
- een glanzend glas
Ook in deze zinnen zijn de onvoltooide deelwoorden dik gedrukt.
Een onvoltooid deelwoord wordt ook weleens een tegenwoordig deelwoord genoemd.
Hoe herken je een onvoltooid deelwoord?
Het is heel gemakkelijk te herkennen. Het gaat namelijk altijd om het hele werkwoord +d(e).
Kijk maar:
- fietsen —> fietsend(e)
- eten —> etend(e)
- rennen —> rennend(e)
Als je zelf moet bedenken hoe je een onvoltooid deelwoord schrijft, hoef je er dus alleen een -d aan vast te plakken. Soms moet er nog een extra -e achteraan. Of dat wel of niet moet, hangt van de zin af.
Nog wat voorbeelden:
- Je moet geen slapende honden wakker maken.
- Voetballend ging hij het veld over.
- Jeroen kwam huilend naar beneden gerend.
Oefenen met het onvoltooid deelwoord
Opdracht 1
Schrijf van de volgende zinnen de onvoltooide deelwoorden op.
- 1. Blaffende honden bijten niet.
Onvoltooid deelwoord: - 2. Wijzend en starend keken de mensen met open monden naar het vuurwerk.
Onvoltooid deelwoord: - 3. De meester luisterde trots en lachend naar de generale repetitie van het musicalkoor.
Onvoltooid deelwoord: - 4. De boswachter gaf de groeiende boom wat extra bescherming.
Onvoltooid deelwoord: - 5. Isa had een stralende glimlach toen ze het cadeautje voor haar verjaardag mocht openmaken.
Onvoltooid deelwoord:
Opdracht 2
Schrijf de goede vorm van het onvoltooid of het voltooid deelwoord (link naar voltooid deelwoord) op.
- 1. Kaya keek _____ (lachen) naar haar ___ (spelen) broertje.
- 2. Gisteren heb ik mijn ___ (stralen), nieuwe fiets ___(poetsen).
- 3. De ______ (eten) wolf heeft goed voor zichzelf________(zorgen).
- 4. _____ (Schreeuwen) stond de boze buurman bij het tuinhek.
- 5. Tim was blij met zijn ____ (wervelen) nieuwe game.
Antwoorden opdracht 1
- 1. Blaffende
- 2. Wijzend, starend
- 3. lachend
- 4. groeiende
- 5. stralende
Antwoorden opdracht 2
- 1. lachend, spelende
- 2. stralende, gepoetst
- 3. etende, gezorgd
- 4. Schreeuwende
- 5. wervelende