Werkwoordspelling: vind of vindt?
Heel veel kinderen worstelen bij werkwoordspelling met de vraag: wanneer krijgt een werkwoord waarvan de ik-vorm eindigt op een -d, alleen een -d aan het eind? En wanneer -dt? Met andere woorden: is het ‘hij vind’ of ‘hij vindt’? Niets om je voor te schamen!
Deze vraag gaat altijd over het werkwoord dat de persoonsvorm is, over een enkelvoudig onderwerp en over de tegenwoordig tijd. Maar dit mag je even vergeten 😉 ).
Nogmaals, dit artikel gaat alleen over werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op een -d. Zoek je een overzicht van de volledige werkwoordspelling? Bekijk dan dit artikel over werkwoordspelling.
Wil je voor het gemak nog even herhalen hoe je de persoonsvorm vindt? Bekijk dan onderstaande video, zodat je de basis van werkwoordspelling goed snapt.
Download hier de gratis Werkbladen Werkwoordspelling Groep 7/8
Werkbladen Spelling Groep 7 (Gratis)
Welke vorm van het werkwoord?
Ik-vorm
De ik-vorm is best makkelijk bij deze werkwoorden.
Als het gaat om de ik-vorm, schrijf je het werkwoord altijd alleen met een -d. De ik-vorm is namelijk (bijna) hetzelfde als de stam. Daarover vertellen we je verderop in dit artikel meer.
Enkele voorbeelden:
Ik word
Ik bied
Ik vind
Hij-/zij- of het-vorm
Als het gaat om de hij-/zij- of het-vorm schrijf je -dt.
(Let op: er komt nooit -dt achter een werkwoord, alleen een -t. De -d staat er al, omdat de stam van het werkwoord eindigt op een -d. Er komt dus alleen een -t achter de -d die er al staat.)
Hij wordt
Hij biedt
Hij vindt
Een ik-vorm die eindigt op -dt bestaat niet!
Fout: Ik wordt
Fout: Ik biedt
Fout: Ik vindt
Alle onderdelen van werkwoordspelling oefenen met de beste uitleg erbij? Bekijk dan het oefenboek werkwoordspelling:
Bekijk ook:
- Werkwoordspelling: regels en uitleg waarmee je jouw kind kunt helpen
- ‘t Kofschip: hoe en wanneer gebruik je het?
- Werkwoordspelling schema
- Persoonsvorm vinden
- Wat is een werkwoord?
- Wat is een voltooid deelwoord?
- Hoe vind je het onderwerp in een zin?
- Wat is een infinitief?
- Is het ‘wil’ of ‘wilt’?
Hoe vind je de ik-vorm?
De ik-vorm, ook wel aangepaste stam genoemd, vind je door van het hele werkwoord –en af te halen (dan krijg je de stam) en, als dat nodig is, de stam nog een beetje aan te passen naar de ik-vorm.
Het hele werkwoord: worden
De stam: worden – en → word
De ik-vorm/aangepaste stam: ik word
Het hele werkwoord: bieden
De stam: bieden – en → bied
De ik-vorm/aangepaste stam: ik bied
Het hele werkwoord: vinden
De stam: vinden – en → vind
De ik-vorm/aangepaste stam: ik vind
Bij deze voorbeelden is er geen verschil tussen de stam en de ik-vorm en hoeft de stam dus niet aangepast te worden. Dit is anders bij woorden als beloven en kiezen.
Het hele werkwoord: beloven
De stam: beloven – en → belov
Belov ziet er raar uit. Deze stam moet nog een beetje aangepast worden.
De ik-vorm/aangepaste stam: ik beloof
Het hele werkwoord: kiezen
De stam: kiezen – en → kiez
De ik-vorm/aangepaste stam: ik kies
Als de stam niet eindigt op een -d, hoor je direct op welke letter de ik-vorm wel eindigt.
Hele werkwoord: wandelen
De stam: wandelen – en → wandel
Ik-vorm/aangepaste stam: ik wandel
Hele werkwoord: fietsen
De stam: fietsen –en → fiets
Ik-vorm/aangepaste stam: ik fiets
Hele werkwoord: kopen
De stam: kopen –en → kop
De ik-vorm/aangepaste stam: ik koop
Bij de woorden wandelen en fietsen hoeft de stam niet aangepast te worden. Je schrijft de stam hetzelfde als de ik-vorm/aangepaste stam. Bij het woord kopen moet de stam wel aangepast worden, omdat ‘ik kop’ niet hetzelfde betekent als ‘ik koop’.
Als de stam van het werkwoord wel eindigt op een -d, zoek je het onderwerp. Is het onderwerp ‘ik’? Dan schrijf je aan het eind van het werkwoord alleen een -d.
Goed: Ik vind deze schoenen erg mooi.
Fout: Ik vindt deze schoenen erg mooi.
‘Vind je’ of ‘vindt je’? Je of jij achter het werkwoord
Laten we het werkwoord vinden eens verder onderzoeken.
Als er ‘je’ of ‘jij’ achter het werkwoord staat, schrijf je ook alleen de -d.
Goed: Vind je dit broodje lekker?
Fout: Vindt je dit broodje lekker?
Goed: Mam, vind je het goed als ik naar buiten ga?
Fout: Mam, vindt je het goed als ik naar buiten ga?
Let op: ‘je’ moet je kunnen vervangen door ‘jij’.
Goed: Vind jij dit broodje lekker?
Fout: Vind je vader dit broodje lekker? → hier kun je ‘je’ niet vervangen door ‘jij’: ‘jij vader’ bestaat niet.
‘Je vader’ is een ‘hij’. Dus:
Vindt je vader dit broodje lekker?
Hij-, zij- of het-vorm: ik-vorm + t
Als je de hij-/zij- of het-vorm gebruikt, komt er altijd een -t achter de ik-vorm/aangepaste stam.
Hele werkwoord: klimmen
De stam: klimmen – en → klimm
Ik-vorm/aangepaste stam: ik klim
Dus: hij klim+t → hij klimt
Hele werkwoord: lopen
De stam: lopen – en → lop
Ik-vorm/aangepaste stam: ik loop
Dus: hij loop+t → hij loopt
Hele werkwoord: ontvangen
De stam: ontvangen – en → ontvang
Ik-vorm/aangepast stam: ik ontvang
Dus: hij ontvang+t → hij ontvangt
Hele werkwoord: braden
De stam: braden – en → brad
Ik-vorm/aangepaste stam: ik braad
Dus: hij braad+t → hij braadt
Hele werkwoord: begeleiden
De stam: begeleiden – en → begeleid
Ik-vorm/aangepaste stam: ik begeleid
Dus: hij begeleid+t → hij begeleidt
Hele werkwoord: beantwoorden
De stam: beantwoord
Ik-vorm/aangepaste stam: ik beantwoord
Dus: hij beantwoord+t → hij beantwoordt
In plaats van ‘hij’ of ‘zij’ kan er ook een naam of een zelfstandig naamwoord in de zin staan. Ook dan zet je een -t achter de ik-vorm/aangepaste stam.
Goed: Isa wordt morgen elf.
Fout: Isa word morgen elf.
Goed: De tuinstoel wordt nat door de regen.
Fout: De tuinstoel word nat door de regen.
‘Je’ voor het werkwoord
Als ‘je’ voor het werkwoord staat, schrijf je altijd een -t achter de ik-vorm/aangepaste stam.
Goed: Je vindt dit vast geen goed idee.
Fout: Je vind dit vast geen goed idee.
Gebiedende wijs
Geef je iemand een bevel of een opdracht? Dan gebruik je de gebiedende wijs. Bij zinnen in de gebiedende wijs schrijf je nooit een -t achter de ik-vorm/aangepaste stam.
Goed: Verroer je niet!
Fout: Verroert je niet!
Goed: Kom hier!
Fout: Komt hier!
Goed: Blijf daarvan af!
Fout: Blijft daarvan af!
Goed: Beantwoord mijn vraag!
Fout: Beantwoordt mijn vraag!
Ezelsbruggetje: onderwerp vinden moeilijk
Zoals je ziet, heb je het onderwerp nodig om te weten hoe je de persoonsvorm schrijft. Vind je het lastig om het onderwerp te vinden? Vervang het werkwoord dan even door een werkwoord dat niet eindigt op een -d. Bijvoorbeeld ‘lopen’. Dan hoor je automatisch of je wel of geen -t moet toevoegen aan de persoonsvorm.
Jan verbiedt het me! → Jan ‘loopt’ het me! → ‘loopt’, dus ook ‘verbiedt’
Mijn zus houdt van haar man. → Mijn zus ‘loopt’ haar man. → ‘loopt’, dus ook ‘houdt’
Hij vindt me lief. → Hij ‘loopt’ me lief. → ‘loopt’, dus ook ‘vindt‘
Laat me in een reactie even weten (gebiedende wijs 😉 ) of je iets aan dit artikel gehad hebt!
Heb je nog een vraag? Stel hem ook hieronder!
Als je dit artikel met interesse hebt gelezen, neem dan ook een kijkje bij de volgende artikelen:
Gerelateerde artikelen
Reacties
39 reacties op “Werkwoordspelling: vind of vindt?”-
Ik gebruik met de kinderen in de klas het ww. “smurfen” . Dat vinden ze leuker dan “lopen”. En je kan alles “smurfen”, nietwaar?
-
Beste Maaike,
Vriendelijke bedankt voor de tips.
Mijn dochter kan dit zeker goed gebruiken, want ze heeft haar M8 toets, werkwoordspelling niet goed gemaakt omdat ze de d en de dt niet goed toegepast heeft. -
Hoihoi,
Wat wij vroeger op school leerde, was:”Alles krijgt stam plus t, behalve ik ervoor of je of jij erachter”. Dat is erin gestampt en ben ik nooit meer vergeten!
-
En nu nog het voltooid deelwoord en alles dat daarmee samenhangt. Dat wordt het meest fout gedaan.
-
Super handig !! Gebruik ik zeker !!
-
De ik-vorm, ook wel stam genoemd? Daaaar gaat het dus mis. De stam is niet hetzelfde als de ik-vorm! Dit is wat de verwarring veroorzaakt en ik keer op keer opnieuw moet uitleggen, want je gebruikt de laatste letter van de stam voor ‘t ex-kofschip en dat is dus juist NIET de ik-vorm.
-
Er komt niet altijd een t achter de stam bij de hij of zij vorm
Uitzonderingen zijn bijvoorbeeld willen en kunnen. -
Ik vraag me af of de je/jij regel ook geldt bij u, als er u achter een werkwoord staat? Vervalt dan ook de -t bijv.: u vindt , vind u?
-
Hi Bianca, Als het onderwerp van de zin u is, komt er in de tegenwoordige tijd altijd een t achter de stam van het werkwoord. Om dit goed te horen kun je het werkwoord ‘vinden’ vervangen door bijvoorbeeld het werkwoord ‘werken’. “Werkt u bij een bank?”
-
Oke hartstikke duidelijk, bedankt voor uw reactie!
Groetjes Bianca
-
-
-
Prima Maaike, dank u.
-
Ik gebruik als ezelsbruggetje altijd het werkwoord lopen, je maakt dezelfde zin met het woord lopen en je hoort meteen of er wel of niet een t achter het betreffende werkwoord komt. Bv ik loop, jij loopt, loop jij enz
-
En: ik lust geen T(hee)
-
Er staan handige tips in. Echter, de opmerking: “Als er je voor een werkwoord staat, schrijf je altijd dt” klopt niet. Dit moet zijn: “…..schrijf je altijd stam+t”
-
Er is toch ook een soort stroomschema, wat ik me van vroeger kan herinneren. In 1 oogopslag zag je hoe het moest. In tegenwoordige en verleden tijd (met dubbel d of niet). Ik zou die graag nog eens terug willen zien.
-
Wordt blij van dit. Niet als gebiedende vorm maar meer gericht aan iemand. Moet dit dan met of zonder t, ik zou er denkbeeldig jij voor willen plaatsen en denk dan aan een t.
-
Als je met de zin bedoelt dat andere mensen ergens blij van moeten worden dan is het gebiedende wijs en zonder t. Het is dan een bevel of gebod. Je kunt ook nog lezen ‘ik word blij van dit’. Ook dan is het zonder t.
-
-
En ook leuk uitgelegd door De Staat in Klokhuis:
https://www.youtube.com/watch?v=px4XffMyWyo -
Goeie uitleg Maaike, zou het in de toekomst ook mogelijk zijn om voor taal meer aandacht te kunnen geven?
Mijn zoontje van zeven heeft daar namelijk ook nogal wat moeite mee.
Sinds de reken boeken gaat Het steeds beter op school
Nancy-
Hi Nancy,
Leuk om te horen dat de oefenboeken rekenen goed geholpen hebben. We zijn druk bezig met het ontwikkelen van materiaal en informatie over taal. Hartelijke groet, Maaike
-
-
Ik pas de ‘zwem’ regel toe, ivm de ‘loop’regel 🙂
-
Prima artikel en helder uitgelegd
-
Beste Marijke, er zijn natuurlijk ook enkele werkwoorden, waarvan je de ik-vorm met een -t schrijft. Dan zijn dan weliswaar geen werkwoorden waarvan de infinitief een -d heeft maar ik wil je er toch even op wijzen. Praten > Ik praat Haten> Ik haat Laten>Ik laat.
Dus de opmerking dat je de ik-vorm altijd met een -d schrijft is niet helemaal juist.
Maar ik begrijp wel dat het in jouw artikel alleen over de werkwoorden met een -d in de infinitief gaat.-
Beste Ron,
Aan het begin van dit artikel is aangegeven dat het gaat over de vraag: “Wanneer schrijf ik aan het eind van een werkwoord waarvan de ik-vorm eindigt op een d nu een d en wanneer dt?” Dan is het logisch dat er geen werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op een t worden behandeld. Bovendien klopt de opmerking wel degelijk voor wat betreft de werkwoorden waarvan de ik-vorm eindigt op een d. Hartelijke groet, Maaike (niet Marijke ;-))
-
-
Prima artikel, bedankt!
Iris Obdeijn –
Mijn dochter had veel moeite met werkwoordspelling. Na oefenen met het oefenboek Werkwoordspelling groep 7/8 gaat het veel beter! Ze heeft hierdoor een mooie score op haar cito behaald. Zij blij en ik blij.
Het boek bevat goede uitleg en nuttige opdrachten. Aanrader!