Kolomsgewijs aftrekken (kolomsgewijs rekenen met minsommen)

Kolomsgewijs aftrekken is een superhandige manier om kolomsgewijs rekenen moeilijke minsommen op te lossen. Weet jij al hoe het werkt?

In dit artikel leggen we je stap voor stap uit hoe je op een kolomsgewijze manier grote getallen van elkaar aftrekt.

Je leert bijvoorbeeld:

  • hoe je twee getallen van elkaar aftrekt door middel van kolomsgewijs aftrekken
  • hoe je meerdere getallen van elkaar aftrekt door middel van kolomsgewijs aftrekken.

Bovendien vind je aan het eind van dit artikel nog een oefenblad, waarmee je lekker zelf aan de slag kunt!

Bekijk ook:

Kolomsgewijs rekenen met minsommen

Er zijn een heleboel verschillende manieren om getallen van elkaar af te trekken. Bij één van die manieren werk je met kolommen. Daarom noemen we deze vorm van aftrekken kolomsgewijs aftrekken.

Kolomsgewijs betekent dus met kolommen. In een kolom werk je altijd van boven naar beneden.

Ter voorbereiding op je som maak je eerst een kolommenschema. In dat schema staan de verschillende getallen altijd op een vast plekje. Dat is in de afbeelding hieronder te zien.

Kolomsgewijs minsommen

De laatste kolom, de rechterkolom, is altijd voor de eenheden. De kolom links ernaast is voor de tientallen. Dan komt de kolom voor de honderdtallen daar weer naast.

Wanneer je met nog grotere getallen werkt, zet je links van de honderdtallen de duizendtallen en eventueel de tienduizendtallen.

Kolomsgewijs aftrekken honderdtallen

Als je een minsom moet doen met tientallen, kun je die vaak wel uit je hoofd uitrekenen. Je weet waarschijnlijk zo ook wel wat de uitkomst is van de som 35 – 12. Daar hoef je niet veel moeite voor te doen. Het antwoord is natuurlijk 23!

Maar als je met honderdtallen gaat rekenen, worden minsommen ineens wat ingewikkelder. Vooral als alle getallen in de som wat groter zijn. Op dat moment is kolomsgewijs aftrekken dé manier om de som uit te rekenen.

Laten we eens een som doen als voorbeeld.

Hier zie je de spaarpot van Imme. Imme heeft 528 euro gespaard. Ze wil nu graag een mooie camera kopen, om zelf vlogs mee op te nemen. De camera die ze wil, kost 313 euro. Hoeveel geld houdt Imme na deze koop nog over?

Om het antwoord op deze vraag te vinden, moet je de volgende som oplossen: 528 – 313.

We lossen deze som nu op de kolomsgewijze manier op. Daarvoor hebben we een leeg kolommenschema nodig met ruimte voor eenheden, tientallen en honderdtallen.

leeg kolommenschema HTE

Je hebt dus te maken met 2 getallen: 528 en 313.
Schrijf deze twee getallen op de juiste manier in de kolommen.

Let op: Het hoogste getal moet altijd bovenaan staan.

In de rij van de honderdtallen schrijf je nu de 5 van 500. Bij de tientallen de 2 van 20 en bij de eenheden de 8.

Dan ziet je schema er zo uit:

kolommensgewijs schema

Nu schrijf je daar netjes, recht onder, het getal dat je daar vanaf gaat halen.

De 3 van 300 komt bij de honderdtallen, de 1 van de 10 bij de tientallen en de 3 bij de eenheden.

Zo, de getallen staan nu netjes onder elkaar.

kolommenschema

Dan is het tijd voor de volgende stap: je zet een horizontale streep onder deze getallen. Dan zie je duidelijk dat dit de twee getallen zijn waar je mee gaat rekenen. Meer getallen komen er niet.

Ook zet je het minteken (of het eraf-teken) naast de som. Zo zie je in één oogopslag dat je de getallen van elkaar moet aftrekken.

Bij rekenen is het overigens altijd heel fijn om ruitjespapier te gebruiken. Als je de getallen precies in een hokje zet, staan ze namelijk meteen netjes onder elkaar.

Als je de som zo netjes hebt opgeschreven, kun je gaan beginnen met rekenen.

De berekening

Bij kolomsgewijs aftrekken begin je altijd aan de linkerkant met je berekening. Nu betekent dat dus dat de honderdtallen als eerste aan de beurt zijn.

volledige som in kolommenschema

Je ziet bij de honderdtallen een 5 en een 3 staan. De 5 is 500 waard en de 3 is 300 waard.

Die ga je van elkaar afhalen: 500 – 300 = 200.

Schrijf de 200 op onder de streep. Kijk, zo:

kolomsgewijs aftrekken

Nu ga je bij de tientallen kijken. Wat staat daar?

Je ziet een 2, die is 20 waard. Ook zie je een 1, die 10 waard is.
Reken daarom 20 – 10 uit: dat is 10.

De 10 schrijf je onder de 200. De 1 zet je bij de tientallen en de 0 bij de eenheden. Kortom: je let dus altijd goed op, waar je de getallen opschrijft.

kolomsgewijs aftrekken som

Vervolgens ga je de eenheden nog van elkaar aftrekken.

8 – 3 = 5.

Zet de 5 nu in de kolom van de eenheden, onder de 0.

kolomsgewijs minsommen voorbeeld

Zo, nu heb je alle getallen uit de som van elkaar afgehaald. De volgende stap is simpel: je zet een streep onder deze getallen.

Naast die streep zet je nu een plusteken. De drie uitkomsten die je net gevonden hebt, moet je namelijk nog bij elkaar optellen om tot de juiste uitkomst te komen.

kolomsgewijs aftrekken afbeelding

Tel nu de drie uitkomsten bij elkaar op:

200 + 10 = 210
210 + 5 = 215

Het antwoord op deze som is dus 215. Dat getal schrijf je onder de streep op. Let goed op dat je de getallen weer in de juiste kolom zet! De honderdtallen bij de honderdtallen, de tientallen bij de tientallen en de eenheden bij de eenheden.

kolomsgewijs aftrekken oefenen

Imme heeft na het kopen van de camera nog 215 euro in haar spaarpot zitten.

Kolomsgewijs aftrekken tot en met 1000: nog een voorbeeld

We hebben net 2 getallen van elkaar afgehaald, op de kolomsgewijze manier. Dat gaan we nog eens doen. Oefen gerust zelf mee op een kladblaadje!

De som is: 251 – 181 =

Teken eerst weer een leeg kolommenschema met eenheden, tientallen en honderdtallen. Duizendtallen heb je niet nodig, want zo groot zijn de getallen in de som niet.

Leeg kolommenschema

Zet de getallen weer netjes onder elkaar. Begin met het hoogste getal en zet het andere getal daar netjes onder. Gebruik daar de ruitjes voor, zodat je zeker weet dat je niet scheef of slordig werkt.

Zet vervolgens een streep onder de som en een minteken ernaast. Zo zie je meteen dat je in deze som de getallen van elkaar moet aftrekken.

Kolommenschema met minteken

Weet je het nog? Bij kolomsgewijs rekenen werk je altijd van boven naar beneden en van links naar rechts.

Je begint weer bij de honderdtallen, want die staan links.

200 – 100 = 100.

Schrijf de 100 netjes in het schema op. Let erop dat je alle cijfers weer in de juiste kolom zet!

Dan kijk je in de kolom van de tientallen.

50 – 80 = …

Huh? Hoe zit dit dan? Als je 50 – 80 doet, kom je onder de 0 uit. Want als je kijkt op de getallenlijn, en je doet daar 50 – 80, dan kom je eerst bij de 0 uit. Dan heb je er pas 50 afgehaald en heb je er dus nog 30 over.

Dat betekent dat je op -30 uitkomt! Of, als je het zonder getallenlijn doet, kom je er 30 te kort om de som te kunnen uitrekenen!

Dat moeten we even goed opschrijven in de kolommen. Schrijf nu -30 op, omdat je op de getallenlijn bij -30 uitkwam, of omdat je er 30 te kort kwam om de som uit te rekenen. En te kort schrijf je als – (min).

Kolomsgewijs aftrekken moeilijke som

Nu moet je alleen nog in de kolom van de eenheden kijken.
Daar staat 1 – 1. Dat is natuurlijk 0.

Schrijf de 0 van de eenheden in de laatste kolom, onder de 0 van -30.

Zo, nu heb je alle getallen uit de som van elkaar afgehaald. Weet je nog wat de volgende stap is? Juist, je zet een streep onder deze antwoorden en een plusteken aan de zijkant. Je moet deze getallen namelijk nog bij elkaar optellen voor het antwoord.

kolomsgewijs aftrekken uitwerking

Hoe zit dat eigenlijk, als we 100 en -30 bij elkaar moeten optellen? Je krijgt dan 100 + -30. Dat is hetzelfde als 100 – 30. Het antwoord daarop is 70.

Bij 70 tel je dan nog 0 op. De uitkomst daarvan is natuurlijk 70.

Dat betekent dat 70 ook de uitkomst is van deze moeilijke aftreksom! Had jij hem goed uitgerekend?

hoe kolomsgewijs aftrekken

Kolomsgewijs aftrekken met meerdere getallen

In de vorige voorbeelden hebben we je laten zien hoe je minsommen uitrekent met behulp van de kolommen.

Toch willen we je nog 1 som laten zien. Die laat namelijk zien hoe je minsommen uitrekent met kolomsgewijs rekenen als je meerdere getallen hebt.

Je ziet hier de spaarpot van de familie Bakker. Familie Bakker is op vakantie geweest en gaat uitrekenen hoeveel geld er na deze gezellige week nog over is.

In de spaarpot zat aan het begin van de vakantie 993 euro. Toen ze weg waren, hebben ze daar aardig wat geld van uitgegeven:

  • Aan eten, drinken en leuke dingen hebben ze 458 euro uitgegeven.
  • Voor het hotel hebben ze 365 euro betaald.
  • Aan benzine hebben ze 101 euro uitgegeven.

Hoeveel geld is er nog over?

Deze som gaan we weer uitrekenen met behulp van de kolommen.

Gebruik je ruitjespapier om een kolommenschema op te maken. Zet bovenaan de H, T en de E neer. Zo weet je precies weet waar je de honderdtallen, tientallen en eenheden moet invullen.

Nu vul je de vier getallen op de juiste plek in:

• Je begint 993 euro, want dat is de waarde van de spaarpot.
• Daaronder zet je het eten en drinken: 458 euro.
• Dan komt het hotel: 365 euro.
• En als laatste komt de benzine: 101 euro.

Nu zet je een streep onder de getallen. Naast de som zet je een minteken.

ingevuld kolommenschema met meerdere getallen
ingevuld kolommenschema met meerdere getallen

Je ziet dat het grootste getal weer bovenaan staat. De volgorde van alle andere getallen maakt niets uit. Het is natuurlijk het handigst om de volgorde van de som te gebruiken.

Je kunt nu de som uitrekenen.

kolomsgewijs minsommen tip

Je begint dus bij de kolom van de honderdtallen.

  • 900 – 400 = 500.
  • Daar haal je nog 300 vanaf. Dan heb je 200 over.
  • Trek daar nog eens 100 van af. Nu houd je 100 over.

De 100 schrijf je op onder de streep in de juiste hokjes.

Vervolgens bereken je de tientallen.

  • 90 – 50 = 40
  • 40 – 60 is… Ai, hier kom je er 20 te kort. Dat betekent dat je op de getallenlijn bij -20 uitkomt.
  • Nu haal je nog 0 van -20 af. Dat is nog steeds -20.

Deze -20 schrijf je op, onder de 100.

Dan is het de beurt aan de kolom van de eenheden:

  • 3 – 8 = -5.
  • Daar haal je nog eens 5 vanaf. Dan krijg je -10. Als je het moeilijk vindt om deze berekening uit je hoofd te doen, gebruik je de getallenlijn.
  • En dan nog 1 eraf. Nu kom je op -11.

-11 schrijf je onder -20 op.

Zet daarna een streep en een plusteken onder al deze uitkomsten. Je kolommenschema ziet er nu zo uit:

volledig ingevuld kolommenschema zonder uitkomst

Nu gaan we de einduitkomst berekenen. Daarvoor tellen we alle tussenuitkomsten bij elkaar op.

100 + -20… Weet je nog? Dat is hetzelfde als 100 – 20. Nou, die som is niet zo moeilijk. daarvan is de uitkomst 80.

Dan doe je 80 + -11, dus 80 – 11. Daarvan is de uitkomst 69.

69 is de uitkomst van deze moeilijke som.

Familie Bakker heeft dus nog 69 euro in de spaarpot over. Dat wordt weer flink sparen voor de volgende vakantie!

Niet zo moeilijk!

Zoals je in de voorbeelden hebt kunnen zien, is kolomsgewijs aftrekken eigenlijk helemaal niet zo moeilijk.

Als je de getallen maar netjes onder elkaar zet en stap voor stap werkt.

Je weet nu:

  • hoe je twee getallen van elkaar aftrekt door middel van kolomsgewijs aftrekken;
  • en hoe je meerdere getallen van elkaar aftrekt door middel van kolomsgewijs aftrekken.

Heb jij nog vragen over kolomsgewijs aftrekken? Laat het ons gerust weten in een reactie onder dit artikel!

En als je nog even wilt oefenen, staan hieronder nog wat opgaven. Gebruik voor de berekeningen altijd de kolomsgewijze manier. Veel succes!

Kolomsgewijs aftrekken werkblad

Maak de volgende opdrachten op een kladblaadje. Gebruik de kolomsgewijze manier. Kun jij tot de juiste uitkomsten komen?

De oplossingen vind je onderaan de pagina.

Opdracht 1

Trek kolomsgewijs af.

  1. 1.935 – 427 =
  2. 2.496 – 145 =
  3. 3. 630 – 542 =
  4. 4. 952 – 359 =
  5. 5. 598 – 271 =

Opdracht 2

Trek kolomsgewijs af. Let op: je hebt soms ook een kolom voor de duizendtallen nodig.

  1. 1. 998 – 127 – 612 – 112 = 147
  2. 2. 745 – 369 – 210 – 37 = 129
  3. 3. 859 – 147 – 648 – 58 = 6
  4. 4. 1.000 – 354 – 89 – 429 = 128
  5. 5. 1.846 – 398 – 842 – 387 = 219

Opdracht 3

Maak de volgende sommen met behulp van kolomsgewijs aftrekken.

  1. 1. Joni heeft heel veel koekjes gebakken voor het goede doel. Ze gaat de koekjes op de kerstmarkt verkopen. In de kraam liggen wel 743 koekjes.
  2. De eerste klant, Joni’s moeder, koopt meteen 38 koekjes. Vervolgens komt haar klasgenootje Sem langs. Die koopt er 111. Hij is dol op koekjes! Als laatste komt Joni’s opa nog langs. Hij wil de koekjes graag uitdelen. Daarom kopt hij er wel 248.
  3. Hoeveel koekjes heeft Joni na het bezoekje van haar opa nog over?
  1. 2. Dirk heeft een grote verzameling voetbalplaatjes waar hij niets meer mee doet. Hij heeft er wel 849 en besluit ze allemaal weg te geven.
  2. Allereerst geeft hij er 473 aan zijn beste vriend Max. Daarna stuurt hij er 120 naar zijn neefje. Tenslotte geeft hij er 225 aan zijn zusje Sabine.
  3. Hoeveel voetbalplaatjes heeft Dirk daarna nog over?
  1. 3. Fenne heeft 920 knikkers. Op Koningsdag verkoopt ze de knikkers per stuk voor 0,05 euro.
  2. De eerste klant koopt 28 knikkers. De tweede klant wil er veel meer: wel 365! Dan komt er nog een jongetje dat graag 45 knikkers van Fenne overneemt.
  3. Hoeveel knikkers kan Fenne daarna nog verkopen?
  1. 4. Familie De Jong heeft gespaard voor nieuwe meubels. In hun spaarpot zit 1823 euro.
  2. Ze kopen eerst 4 stoelen voor een totaalprijs van 375 euro. Daarna kopen ze een bijpassende tafel. Die kost 769 euro. Tenslotte schaffen ze een nieuw tv-meubel aan. Daarvoor betalen ze 231 euro.
  3. Hoeveel geld heeft familie De Jong nu nog over?

Antwoorden opdracht 1

  1. 1. 935 – 427 = 508
  2. 2. 496 – 145 = 351
  3. 3. 630 – 542 = 88
  4. 4. 952 – 359 = 593
  5. 5. 598 – 271 = 327

Antwoorden opdracht 2

  1. 1. 998 – 127 – 612 – 112 = 147
  2. 2. 745 – 369 – 210 – 37 = 129
  3. 3. 859 – 147 – 648 – 58 = 6
  4. 4. 1.000 – 354 – 89 – 429 = 128
  5. 5. 1.846 – 398 – 842 – 387 = 219

Antwoorden opdracht 3

  1. 1. 743 – 38 – 111 – 248 = 346 koekjes
  2. 2. 849 – 473 – 120 – 225 = 31 voetbalplaatjes
  3. 3. 920 – 28 – 365- 45 = 482 knikkers
  4. 4. 1823 – 375 – 769 – 231 = 448 euro

Rochelle Schaepkens, BEd Master EN

Rochelle behaalde een Bachelor en Master of Education (PABO en Master Leren en Innoveren). Daarnaast heeft ze de opleidingen tot Taalexpert, Rekenexpert en Remedial Teaching gevolgd. Ze heeft 20 jaar ervaring als leerkracht en unitleider op een basisschool. Nu werkt ze als docent op de Pabo en als Content Creator voor Wijzer over de basisschool.

Gerelateerde artikelen

Reacties

4 reacties op “Kolomsgewijs aftrekken (kolomsgewijs rekenen met minsommen)”
  1. Heb je misschien nog tips voor een kindje wat heel veel moeite heeft als je over het honderdtal of duizendtal gaat bij minsommen. Bijvoorbeeld 1045 – 200. Ze snap dan niet dat 1000 – 100 = 900. We hebben dit uiteraard al heel veel geoefend, maar het blijft erg lastig.

    • Beste Mandy,
      Het is van een afstand lastig om advies te geven. Het kan zijn dat de basis bij je dochter nog niet helemaal goed is, waardoor ze nu vastloopt bij dit soort sommen. In dit artikel wordt uitgelegd welke bouwstenen nodig zijn bij het rekenen:

      https://wijzeroverdebasisschool.nl/uitleg/rekenproblemen

      Wellicht heb je daar iets aan. En ik zou het zeker ook aan de leerkracht vragen. Hij/zij heeft een goed beeld van wat je dochter wel en nog niet snapt.

      Hartelijke groet,
      Carola

  2. Bedankt voor de uitleg.
    Moet wel meer oefenen met kolomsgewijs aftrekken.
    538- 369 = heel ingewikkeld nog.
    Het optellen gaat vlotter.
    Fijn dat je er bent.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *