
Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
Leer hoe je ontdekt of ‘je’ het onderwerp van de zin is en welke werkwoordspelling je dan gebruikt. Deze uitleg helpt je om fouten met ’t’ en ‘d’ te voorkomen.
In de video hierboven zie je duidelijke voorbeelden en handige trucjes.
Als ‘jij’ vóór de persoonsvorm staat, gebruik je de ik-vorm + t.
Voorbeelden:
Staat ‘jij’ achter de persoonsvorm, zoals in een vraagzin? Dan schrijf je alleen de ik-vorm.
Voorbeelden:
Dan wordt het iets lastiger. Je moet goed kijken of ‘je’ het hele onderwerp is, of dat er nog iets bij hoort.
Bijvoorbeeld:
1. Kook je vanavond voor de hele familie?
2. Kookt je broer vanavond voor de hele familie?
In zin 1 is ‘je’ het onderwerp, dus je schrijft alleen de ik-vorm: kook.
In zin 2 is ‘je broer’ het onderwerp. En dat is ‘hij’, dus dan gebruik je ik-vorm + t: kookt.
Als je ‘je’ kunt vervangen door ‘jij’ en de zin klopt nog steeds, dan is ‘je’ het onderwerp.
Voorbeeld:
Dus: je = jij → alleen de ik-vorm
je ≠ jij → ik-vorm + t
Soms hoor je niet of er een ’t’ bij moet, zoals bij het werkwoord ‘rijden’.
Voorbeeldzin: Rijdt je nichtje graag op haar nieuwe fiets?
Het onderwerp is ‘je nichtje’, dat is ‘zij’. Dan gebruik je ik-vorm + t.
De ik-vorm is ‘rijd’, dus met een ‘d’. Daar komt nog een ’t’ bij: rijdt.
Twijfel je? Vervang het werkwoord door eentje die duidelijker klinkt, zoals ‘fietsen’: Fietst je nichtje…? Dan hoor je de ’t’ wél duidelijk.
In de video leer je met voorbeelden en trucjes hoe je de persoonsvorm goed schrijft als er ‘je’ in de zin staat.
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en opdrachten.