Video Poster

Wat zijn Romeinse cijfers?

In deze uitleg leer je alles over Romeinse cijfers: wat ze zijn, hoe je ze kunt aflezen en omzetten naar onze gewone getallen. Ook ontdek je hoe je jaartallen in Romeinse cijfers op historische gebouwen kunt ontcijferen. Ongeveer 2500 jaar […]
Lees verder

Download gerelateerde oefenbladen

werkbladen groep 8
Oefenblad

Oefenbladen Rekenen Groep 8 (Gratis)

werkbladen groep 5
Oefenblad

Oefenbladen Rekenen Groep 5 (Gratis)

werkbladen groep 6
Oefenblad

Oefenbladen Rekenen Groep 6 (Gratis)

Veelgestelde vragen over de videobijles

Wat zijn de regels van Romeinse cijfers?

Bij Romeinse cijfers gelden 2 hoofdregels:
1) Als de symbolen van groot naar klein staan, tel je de waarden bij elkaar op (VI = 5 + 1 = 6).
2) Als een kleiner symbool vóór een groter symbool staat, trek je de kleinere waarde van de grotere af (IV = 5 – 1 = 4).
Ook belangrijk: de Romeinen kenden geen nul, en je mag nooit meer dan 3 dezelfde symbolen achter elkaar gebruiken (daarom schrijf je 4 als IV en niet als IIII).

Hoe kan ik Romeinse cijfers omzetten?

Om Romeinse cijfers naar onze getallen om te zetten, begin je links en werk je naar rechts. Eerst kijk je of er symbolen zijn waarbij een kleinere waarde voor een grotere staat (zoals IV). Die vormen samen 1 waarde (5 – 1 = 4). Daarna tel je alle waarden bij elkaar op. Om onze getallen naar Romeinse cijfers om te zetten, splits je het getal in duizendtallen, honderdtallen, tientallen en eenheden, zet elk deel om naar Romeinse tekens en plaatst deze achter elkaar.

Hoe werken de Romeinse cijfers?

Romeinse cijfers werken met 7 basisletters (I, V, X, L, C, D, M) die elk een vaste waarde hebben. Door deze letters te combineren volgens de op- en aftrekregels, kun je alle getallen vormen. In tegenstelling tot ons decimale systeem, dat gebaseerd is op positiewaarde, heeft in het Romeinse systeem elke letter altijd dezelfde waarde, ongeacht de positie. De volgorde van de letters bepaalt of je moet optellen of aftrekken.

Hoe rekenden de Romeinen met cijfers?

De Romeinen gebruikten hun cijfersysteem vooral voor het noteren van getallen, niet zozeer voor berekeningen. Voor ingewikkelde berekeningen gebruikten ze een telraam (abacus) of teltafels. Handelaren kerfden tekens in stokken of stenen om hoeveelheden of waarden bij te houden. Het Romeinse systeem was praktisch voor het noteren van aantallen en jaartallen, maar minder geschikt voor complexe wiskunde zoals we die nu kennen.

Waarom staan er op sommige klokken IIII in plaats van IV voor het getal 4?

Op veel klassieke klokken zie je IIII in plaats van de ‘correcte’ notatie IV voor het getal 4. Dit wordt de ‘klokmakers-4’ genoemd en heeft verschillende mogelijke verklaringen. 1 theorie is dat het voor visuele balans zorgt tegenover het VIII (8) aan de andere kant van de wijzerplaat.
Een andere verklaring is dat het in de tijd dat klokken werden gemaakt, beide notaties geaccepteerd waren. De notatie IIII was bovendien makkelijker te begrijpen voor gewone mensen.

Hoe weet ik of de uitleg in de videobijlessen aansluit bij school?

Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. De uitleg over Romeinse cijfers volgt precies de methode die op de meeste Nederlandse basisscholen wordt gebruikt. Dit zorgt voor duidelijkheid en voorkomt verwarring bij je kind. De video’s bieden een heldere stapsgewijze uitleg die aansluit bij wat kinderen in de klas leren.

Is alleen een videobijles genoeg of heeft mijn kind ook oefenmateriaal nodig?

De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is essentieel om Romeinse cijfers echt onder de knie te krijgen. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind zowel online oefenen met de videolessen als offline aan de slag om het geleerde in de praktijk te brengen, wat zorgt voor betere verankering van de kennis.

Wil je meer weten over rekenen op de basisschool? Bekijk dan ook onze video’s over breuken en procenten of cijferend rekenen. Door regelmatig te oefenen met Romeinse cijfers, ontwikkelt je kind niet alleen een belangrijk stukje wiskundige kennis, maar ook historisch besef. Bovendien is het ontcijferen van Romeinse cijfers op gebouwen en monumenten een leuke puzzel die je samen kunt oplossen tijdens een dagje uit!

In deze uitleg leer je alles over Romeinse cijfers: wat ze zijn, hoe je ze kunt aflezen en omzetten naar onze gewone getallen. Ook ontdek je hoe je jaartallen in Romeinse cijfers op historische gebouwen kunt ontcijferen.

Ongeveer 2500 jaar geleden kwamen de Romeinen aan de macht in een groot deel van Europa. Als echte handelaren hadden ze behoefte aan een praktisch telsysteem. Ze kerfden tekens in stokken en stenen om waarden aan te duiden. In die tijd bestonden onze huidige cijfers (0-9) nog niet!

Het Romeinse cijfersysteem bestaat uit letters die elk een vaste waarde vertegenwoordigen. Deze letters worden gecombineerd om verschillende getallen te vormen. Interessant is dat het getal 0 in het Romeinse systeem niet bestond. Ze begonnen bij het getal 1.

De basis van Romeinse cijfers

Het fundament van het Romeinse cijfersysteem bestaat uit 7 letters, elk met een vaste waarde:

  • I = 1
  • V = 5
  • X = 10
  • L = 50
  • C = 100
  • D = 500
  • M = 1000

Wanneer je deze 7 basistekens uit je hoofd kent, kun je elk Romeins getal begrijpen of schrijven. Het is namelijk niet nodig om nieuwe symbolen te leren voor getallen als 2, 3, 20 of 30 – alles wordt samengesteld met deze 7 basisletters.

De rekenregels van Romeinse cijfers

Bij Romeinse cijfers gelden 2 belangrijke rekenregels die bepalen of je moet optellen of aftrekken:

Regel 1: Groot naar klein = optellen
Wanneer de letters van groot naar klein staan (in waarde), tel je ze bij elkaar op.
Bijvoorbeeld: XVII = 10 + 5 + 1 + 1 = 17.
Regel 2: Klein naar groot = aftrekken
Staat een kleinere letter vóór een grotere, dan moet je de kleinere van de grotere aftrekken. Bijvoorbeeld: IV = 5 – 1 = 4 en IX = 10 – 1 = 9.

De Romeinen kozen voor deze ‘aftrek-regel’ om te voorkomen dat ze te veel symbolen moesten schrijven. In plaats van VIIII (9) schreven ze liever IX, en in plaats van IIII (4) gebruikten ze IV. Deze manier van noteren is efficiënter en duidelijker.

Hoe lees je Romeinse cijfers?

Het lezen van Romeinse cijfers gaat stap voor stap. Laten we enkele voorbeelden bekijken.
Voorbeeld 1: XVII
X = 10
V = 5
I = 1
I = 1
Alles staat van groot naar klein, dus we tellen op: 10 + 5 + 1 + 1 = 17

Voorbeeld 2: CDLXIV (complexer voorbeeld)
C = 100 → voor D (500), dus 500 – 100 = 400
L = 50
X = 10
I = 1 → vóór V (5), dus 5 – 1 = 4
Totaal: 400 + 50 + 10 + 4 = 464

Door goed te kijken naar de volgorde van de letters en de regels consequent toe te passen, kun je elk Romeins getal omzetten naar onze cijfers.

Omzetten van gewone cijfers naar Romeinse cijfers

Je kunt ook in omgekeerde richting werken en onze gewone cijfers omzetten naar Romeinse cijfers. Dit gaat het makkelijkst door het getal op te splitsen in honderdtallen, tientallen en eenheden.

Voorbeeld: 621 omzetten naar Romeinse cijfers
Stap 1: Splits het getal op
600 = 500 + 100 = D + C = DC
20 = 10 + 10 = X + X = XX
1 = I

Stap 2: Zet alle delen achter elkaar
DC + XX + I = DCXXI
Deze methode werkt voor elk getal. Belangrijk is om te beginnen bij de grootste waarde en dan steeds verder af te dalen.

Romeinse cijfers in onze omgeving herkennen

Romeinse cijfers kom je nog regelmatig tegen in het dagelijks leven. Enkele herkenbare plekken zijn:

  • Op klokken: veel klassieke klokken, zoals die op kerkgebouwen, hebben Romeinse cijfers in plaats van onze gewone cijfers.
  • Op gebouwen: historische gebouwen hebben vaak een bouwjaar in Romeinse cijfers op de gevel. Een bekend voorbeeld is het Paleis op de Dam in Amsterdam waar MDCLV (1655) op de gevel staat.
  • In boeken: soms worden hoofdstuknummers of paginanummers in Romeinse cijfers aangegeven, vooral in inleidende delen.
  • Bij namen van vorsten: denk aan Willem III of Lodewijk XIV.

Het herkennen van deze cijfers in het dagelijks leven maakt geschiedenis tastbaar voor je kind. Wijs ze gerust aan wanneer je ze tegenkomt op een wandeling door de stad.

Veelvoorkomende Romeinse cijfers

Sommige combinaties van Romeinse cijfers kom je vaker tegen dan andere. Hieronder staan enkele veelvoorkomende voorbeelden:

  • VI = 6 (5 + 1)
  • VII = 7 (5 + 1 + 1)
  • VIII = 8 (5 + 1 + 1 + 1)
  • IV = 4 (5 – 1)
  • IX = 9 (10 – 1)
  • XL = 40 (50 – 10)
  • XC = 90 (100 – 10)
  • CD = 400 (500 – 100)
  • CM = 900 (1000 – 100)

Door deze veel voorkomende combinaties te herkennen, kun je Romeinse getallen sneller lezen en begrijpen.

Oefentips voor kinderen

Wil je je kind helpen bij het oefenen met Romeinse cijfers? Hier zijn enkele praktische tips:

  • Maak een geheugensteun: laat je kind een eigen tabel maken met de basiswaarden (I, V, X, L, C, D, M) als handig spiekbriefje.
  • Zoek Romeinse cijfers in het wild: ga samen op zoek naar Romeinse cijfers op gebouwen, klokken of monumenten in je stad. Maak er een speurtocht van!
  • Reken samen uit: kies een Romeins getal en reken het samen met je kind uit. Begin met eenvoudige getallen als XII of XIV en werk geleidelijk naar complexere zoals MCMXCIX (1999).
  • Maak een quiz: schrijf diverse Romeinse getallen op kaartjes en laat je kind ze vertalen naar onze cijfers, of andersom.

Door regelmatig te oefenen, zal je kind steeds vaardiger worden in het herkennen en omzetten van Romeinse cijfers. Dit is niet alleen nuttig voor rekenen, maar ook voor geschiedenis en algemene ontwikkeling.