Is spelling in groep 8 lastig voor jouw kind? Bekijk hier de tips, uitleg en oefenbladen. De oefenbladen kun je gratis downloaden.
In groep 8 wordt het laatste stukje van de werkwoordspelling aangepakt: de lastige werkwoorden met een ‘valse’ kofschipletter zoals ‘beloven’. Omdat de stam (hele werkwoord min -en) eindigt op een -v, vervoeg je dit soort woorden niet als een ‘kofschipwoord’. De verleden tijd van ‘beloven’ is dus ‘beloofde’ en het voltooid deelwoord wordt dus ‘heeft beloofd’. Hetzelfde geldt voor de -z aan het eind van de stam: reizen, reisde, gereisd.
Verder leert je kind bij de werkwoordspelling het gebruik van de stam als er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm staat: het is ‘jij loopt’, maar in de vragende vorm ‘loop jij?’ gebruik je de stam van het woord. Dus ook bij ‘word jij juf?’
De spelling van sommige werkwoorden die als een bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt, levert vaak problemen op. Deze woorden komen niet voor in het gezegde, en worden dus geschreven volgens de gewone spellingsregels. Een bekend voorbeeld is het verschil tussen:
In het laatste geval is ‘vergrote’ een bijvoeglijk naamwoord, en geldt de gewone spellingsregel.
Bij de spelling van de niet-werkwoorden oefent je kind de woorden met een -x- en -y- en woorden die eindigen op -iaal, – eaal, – ieel en -ueel. Je kind leert het verschil in spelling tussen gewone bijvoeglijke naamwoorden en stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden (die iets zeggen over de stof waarvan het gemaakt is). Deze laatste eindigen altijd op -en: De houten bank met de lederen bekleding staat op het katoenen kleed.
Verder komen er lastige woorden zoals ‘applaus’ en ‘agressie’ aan de orde. Deze woorden zijn lastig, omdat ze op 2 manieren uitgesproken kunnen worden. Spreek je de -a- van applaus uit als een -aa-, dan verwacht je geen dubbele p. Dat geldt ook voor de -a- in agressie. Ook een woord als ‘onmiddellijk’ is lastig, want het klopt niet met de regel dat na een stomme -e nooit een dubbele medeklinker volgt (onmiddellijk).
Nog zo’n lastige spellingskwestie: wanneer schrijf je de tussen-n in woorden als ‘pannenkoek’? Deze regel is in 1995 veranderd. Jij hebt het mogelijk dus anders geleerd dan je kind, daarom ga ik er wat dieper op in. Deze regel is er sinds de verandering niet makkelijker op geworden. In het kort:
Je schrijft bijna altijd een tussen-n, behalve…
De andere tussenletter, de -s- in een woord als ‘stadspark’ en ‘eengezinswoning’ (en niet ‘eensgezinwoning’ zoals je vaak hoort) komen ook aan de orde.
Verder wordt geoefend met woorden als perziken, monniken enz. waarbij je een dubbele k zou verwachten. Maar die schrijf je dan weer niet, omdat het laatste stuk van het woord niet beklemtoond wordt.
Klik hier voor de website van de CED-groep met een link naar het complete overzicht van de spellingcategorieën.
En klik hier voor het overzicht van taal oefenen op onze website.