
Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
In deze uitleg leer je wat een meewerkend voorwerp is. Je ontdekt hoe je het herkent, welke vragen je kunt stellen én hoe je het verschil ziet met andere zinsdelen.
De video hierboven laat stap voor stap zien hoe je het meewerkend voorwerp vindt.
Een meewerkend voorwerp is meestal degene die iets ontvangt of voor wie iets wordt gedaan.
Voorbeeld: ‘Irene gaf Zeyneb een doos chocolade.’ → Wie ontvangt iets? ‘Zeyneb’ is het meewerkend voorwerp.
Je kunt ook zeggen: ‘Irene gaf aan Zeyneb een doos chocolade.’ → ‘aan Zeyneb’ is dan het meewerkend voorwerp.
Stel deze vraag: **Aan of voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?**
Voorbeeld: ‘Dio geeft zijn vriendin een cadeautje.’
• Werkwoordelijk gezegde = geeft
• Onderwerp = Dio
• Lijdend voorwerp = een cadeautje
• Aan wie geeft Dio een cadeautje? → ‘zijn vriendin’ is het meewerkend voorwerp.
Elke keer dat je een zinsdeel vindt, voeg je dat toe aan de volgende vraag:
• Onderwerp = Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?
• Lijdend voorwerp = Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?
• Meewerkend voorwerp = Aan/voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Heel vaak begint een meewerkend voorwerp met ‘aan’ of ‘voor’. Die woorden horen bij het zinsdeel.
Bijvoorbeeld: ‘Billy gaf aan zijn hond een dikke knuffel.’ → ‘aan zijn hond’ is het meewerkend voorwerp.
Een meewerkend voorwerp zit **niet in elke zin**. Soms staat er wel ‘aan’, maar is het dan een bijwoordelijke bepaling.
Bijvoorbeeld: ‘De jas hangt aan de kapstok.’ → Hier wordt niets gegeven, ‘aan de kapstok’ geeft **waar** aan, dus dit is een bijwoordelijke bepaling.
In elke zin kan maar **één** meewerkend voorwerp zitten.
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en/of het oefenboek.