Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
In deze uitleg leer je wat een lijdend voorwerp is, hoe je het kunt vinden en hoeveel lijdende voorwerpen er in een zin kunnen staan.
De video hierboven laat je dit stap voor stap zien, met voorbeelden en handige vragen die je kunt gebruiken.
Het lijdend voorwerp ondergaat iets in de zin. Er wordt iets mee gedaan, maar het doet zelf niets.
Bijvoorbeeld: ‘Patty plukt de bloemen.’ → Met ‘de bloemen’ wordt iets gedaan. Ze worden geplukt. ‘De bloemen’ is dus het lijdend voorwerp.
Gebruik deze vraag: **Wie of wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?**
Voorbeeld: ‘Hein geeft het potlood aan Nicky.’ → Wat geeft Hein? → ‘het potlood’ is het lijdend voorwerp.
Je hebt hiervoor wel eerst het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp nodig. Kun je die nog lastig vinden? Bekijk dan de video’s over die onderwerpen.
• ‘Janske smeert haar handen in.’ → Wat smeert Janske in? → ‘haar handen’ is het lijdend voorwerp.
• ‘In onze moestuin hebben we aardbeien en tomaten geplant.’ → Wat hebben we geplant? → ‘aardbeien en tomaten’ is het lijdend voorwerp.
Let op: niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. Soms is het er gewoon niet.
Bijvoorbeeld: ‘De koeien staan in de stal.’ → Waar staan de koeien? → ‘in de stal’ is geen lijdend voorwerp maar een bijwoordelijke bepaling van plaats.
Gebruik de juiste vraag en controleer of het antwoord klopt. Is er geen logisch antwoord op de vraag ‘wie of wat + gezegde + onderwerp?’, dan is er geen lijdend voorwerp.
• Een zin heeft **nooit meer dan één** lijdend voorwerp.
• Een lijdend voorwerp begint **nooit met een voorzetsel** zoals ‘in’ of ‘op’.
Bijvoorbeeld: ‘De koeien staan in de stal.’ → ‘in’ is een voorzetsel, dus ‘in de stal’ kan geen lijdend voorwerp zijn.
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en/of het oefenboek.