Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
In deze uitleg leer je het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin. Je ontdekt ook hoe samengestelde zinnen in elkaar zitten en hoe je kunt zien of je te maken hebt met een nevenschikking of een onderschikking.
De video hierboven helpt je stap voor stap om dit duidelijk te herkennen in zinnen.
Een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm. Vaak is het een korte zin, zoals:
• Pim heeft zijn boeken gekaft.
• Cato doet boodschappen in de supermarkt.
Je ziet of een zin enkelvoudig is door de tijdproef: als er maar één werkwoord verandert als je de tijd verandert, is er maar één persoonsvorm.
Een samengestelde zin heeft twee of meer persoonsvormen. Dat betekent dat de zin is opgebouwd uit meerdere zinnen.
Bijvoorbeeld: ‘Joes fietst hard, omdat hij niet te laat wil komen.’ Hierin zie je twee persoonsvormen: ‘fietst’ en ‘wil’.
Een samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen en/of bijzinnen. Maar hoe weet je wat wat is?
• Kun je beide delen los gebruiken als goede enkelvoudige zinnen? Dan heb je twee hoofdzinnen.
• Moet je één van de twee zinnen aanpassen om er een goede zin van te maken? Dan is dat deel een bijzin.
Voorbeeld van twee hoofdzinnen:
‘Maaike voert de kippen, want ze hebben honger.’ → Maaike voert de kippen. / Ze hebben honger.
Beide zinnen kun je los gebruiken. Dit noem je een **nevenschikking**.
Voorbeeld van hoofdzin en bijzin:
‘Maaike voert de katten nog niet, omdat ze hun eten nog niet op hebben.’ → ‘Ze hun eten nog niet op hebben’ is geen goede zin. Je moet er ‘Ze hebben hun eten nog niet op’ van maken. Dit noem je een **onderschikking**.
• In een hoofdzin staan onderwerp en persoonsvorm meestal naast elkaar.
• In een bijzin staan ze vaak uit elkaar.
Bijvoorbeeld:
‘Terwijl ze huiswerk maakte, draaide Lieke haar favoriete liedje.’ → In het eerste deel staan onderwerp en persoonsvorm niet naast elkaar (bijzin), in het tweede deel wel (hoofdzin).
Gebruik deze twee tips:
1. Kun je beide delen van de samengestelde zin zonder aanpassing los gebruiken? → dan heb je twee hoofdzinnen.
2. Staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar? → dan is het waarschijnlijk een hoofdzin.
Zo niet, dan heb je te maken met een bijzin.
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en/of het oefenboek.