
Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
In deze uitleg leer je hoe je ze herkent en wanneer je ‘deze’, ‘die’, ‘dit’ of ‘dat’ gebruikt. Aanwijzende voornaamwoorden helpen je om duidelijk aan te geven over wie of wat je het hebt.
In de video hierboven zie je precies hoe dat werkt, met duidelijke voorbeelden en plaatjes.
Een aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan. Denk aan woorden als:
Je kunt letterlijk met je vinger ergens naartoe wijzen. Bijvoorbeeld: ‘die bril’ of ‘dat boek’.
Meestal staat een aanwijzend voornaamwoord vóór het woord dat het aanwijst. Bijvoorbeeld:
In deze zinnen wijst het aanwijzend voornaamwoord aan over welk zelfstandig naamwoord het gaat.
Een aanwijzend voornaamwoord vervangt vaak het lidwoord.
Voorbeelden:
Zo geef je extra duidelijkheid over welk ding of persoon je bedoelt.
Gebruik ‘deze’ of ‘die’ bij de-woorden:
Gebruik ‘dit’ of ‘dat’ bij het-woorden:
Let op:
Staat iets dichtbij? Dan gebruik je ‘deze’ of ‘dit’.
Staat het verder weg? Dan gebruik je ‘die’ of ‘dat’.
Voorbeeld met een plaatje:
Twijfel je of een woord een aanwijzend voornaamwoord is?
Dan kun je het vaak vervangen door een ander aanwijzend voornaamwoord.
Voorbeeld:
Als dat lukt én het wijst iets aan, is het een aanwijzend voornaamwoord.
Stel je een plaatje voor bij de zin. Zie je iemand ergens naar wijzen? Dan heb je waarschijnlijk een aanwijzend voornaamwoord te pakken.
Voorbeelden:
Soms lijkt een woord een aanwijzend voornaamwoord, maar is het iets anders.
Voorbeeld:
In deze zin is ‘dat’ een aanwijzend voornaamwoord (voor ‘kampioenschap’), maar ‘die’ is hier een betrekkelijk voornaamwoord.
Naast ‘deze’, ‘die’, ‘dit’ en ‘dat’, zijn er nog meer aanwijzende voornaamwoorden:
Voorbeeld:
In de video oefen je met zinnen waarin je aanwijzende voornaamwoorden moet herkennen.
Wil je kind hiermee verder oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en opdrachten.