Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
Ontdek wat voorzetsels zijn, hoe je ze herkent, en wat het verschil is met scheidbare werkwoorden. Voorzetsels zijn kleine woordjes die een belangrijke rol spelen in zinnen.
De video hierboven legt het stap voor stap uit met handige voorbeelden en trucjes.
Een voorzetsel is een woord dat meestal voor een combinatie van een lidwoord en een zelfstandig naamwoord staat.
Voorbeeld: op de tafel, onder het bed, naast de kast.
Voorzetsels geven vaak een plaats, richting of tijd aan. Ze helpen je begrijpen waar of wanneer iets gebeurt.
Veel voorzetsels kun je gebruiken vóór ‘de kast’. Daarom worden het ook wel kastwoorden genoemd.
Voorbeelden:
Je kunt ook veel voorzetsels gebruiken voor ‘het feest’. Die noemen we feestwoorden.
Voorbeelden:
Je kunt voorzetsels ook gebruiken met andere woorden, zoals:
Een voorzetsel staat bijna altijd vóór een lidwoord en een zelfstandig naamwoord. En het vertelt iets over de plaats, richting of tijd.
‘Te’ is alleen een voorzetsel als het vóór een werkwoord staat.
Voorbeeld:
Maar:
Let op: ‘te’ is dus alleen een voorzetsel als het direct voor een werkwoord staat.
Sommige woorden lijken op een voorzetsel, maar horen bij een werkwoord. Dat noemen we een scheidbaar werkwoord.
Voorbeeld:
Nog een paar voorbeelden:
In de video leer je stap voor stap hoe je voorzetsels herkent, hoe je ze kunt uitbeelden en hoe je ze onderscheidt van werkwoordonderdelen.
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en opdrachten.