Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
Ontdek wat werkwoorden zijn, hoe je ze vindt en wat het verschil is tussen zelfstandige en hulpwerkwoorden. Zinnen begrijpen begint met werkwoorden herkennen.
In de video hierboven zie je dit stap voor stap uitgelegd met duidelijke voorbeelden.
Een werkwoord vertelt wat iemand doet of wat er gebeurt. Daarom wordt het ook wel een doe-woord genoemd.
Voorbeelden van werkwoorden zijn:
Stap 1: kijk of je het kunt doen. Vraag jezelf af: doet iemand iets?
Voorbeeld: Janne eet patat. → Wat doet Janne? Ze eet. ‘Eet’ is dus het werkwoord.
Stap 2: kun je het vervoegen? Je maakt dan een rijtje zoals:
Als je zo’n rijtje kunt maken, heb je te maken met een werkwoord.
Soms kan een woord meerdere betekenissen hebben.
Voorbeeld: Wij gaan morgen schaatsen op onze nieuwe schaatsen.
De eerste ‘schaatsen’ is een werkwoord: iets wat je doet.
De tweede ‘schaatsen’ is een zelfstandig naamwoord: dingen die je aan je voeten draagt.
Een ding is nooit een werkwoord.
Elke zin heeft minstens één werkwoord, maar er kunnen er ook meerdere in staan.
Voorbeeld 1: Hari leest een boek. → 1 werkwoord: leest.
Voorbeeld 2: Hari gaat een boek lezen. → 2 werkwoorden: gaat en lezen.
Voorbeeld 3: Boy had graag dokter willen worden. → 3 werkwoorden: had, willen, worden.
In taalkundig ontleden maken we onderscheid tussen drie soorten werkwoorden:
In dit artikel leggen we de eerste twee uit. Het koppelwerkwoord komt in een apart artikel aan bod.
Het zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin. Het geeft het beste aan wat er gebeurt of wat iemand doet.
Het kan in z’n eentje in de zin staan.
Voorbeeld: De hond draait een rondje. → ‘draait’ is het zww.
Voorbeeld met meerdere werkwoorden: Kaily gaat haar fietslamp maken. → ‘maken’ is het zww.
Een hulpwerkwoord helpt het zelfstandig werkwoord. Het staat nooit alleen in de zin.
Je herkent het hulpwerkwoord omdat het minder belangrijk is en een ander werkwoord ondersteunt.
Voorbeeld: Ilja en Dennis gaan een film kijken. → ‘kijken’ is het zww, ‘gaan’ is het hww.
Nog een voorbeeld: De clubshirts moeten morgen gewassen zijn. → ‘gewassen’ is het zww, ‘moeten’ en ‘zijn’ zijn hww’s.
In de video oefen je met het herkennen van werkwoorden, het vervoegen en het onderscheiden van zww en hww.
Wil je kind hiermee verder oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en opdrachten.