Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
In deze uitleg leer je hoe een week, maand en jaar zijn opgebouwd. Je ontdekt hoe je agenda’s en kalenders gebruikt en hoe je data op verschillende manieren kunt opschrijven. Ook krijg je een handig ezelsbruggetje om te onthouden hoeveel dagen elke maand heeft.
De video hierboven laat het je stap voor stap zien, met duidelijke voorbeelden en uitleg.
Een week heeft 7 dagen: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag. Zaterdag en zondag noemen we het weekend.
De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december.
Het is handig om deze dagen en maanden uit je hoofd te kennen. Je gebruikt ze vaak, bijvoorbeeld voor afspraken, vakanties en schooldagen.
• Gisteren: de dag vóór vandaag.
• Eergisteren: twee dagen terug.
• Morgen: de dag ná vandaag.
• Overmorgen: de dag ná morgen.
Met een agenda kun je dit makkelijk terugvinden en plannen.
Er zijn verschillende soorten kalenders: agenda’s, verjaardagskalenders, maandkalenders.
Met een agenda kun je afspraken plannen, huiswerk noteren of vakanties bijhouden.
Bij maandkalenders zie je meestal een raster met de dagen en weken. Soms staan de dagen bovenaan, soms aan de zijkant. Elk vakje hoort bij één dag.
De meeste maanden hebben 30 of 31 dagen. Alleen februari is anders: die heeft meestal 28 dagen, maar in een schrikkeljaar 29.
Ezelsbruggetje: gebruik je knokkels! Elke knokkel is een maand met 31 dagen, en de dalletjes ertussen hebben 30 dagen. Februari ligt in een dal en heeft dus minder dagen.
Een jaar heeft 365 dagen. In een schrikkeljaar komt er 1 dag bij: dan heeft het jaar 366 dagen.
Er zijn 12 maanden in een jaar. Januari is maand 1, februari maand 2, tot en met december als maand 12.
Met een kalender kun je rekenvragen beantwoorden. Bijvoorbeeld: op welke dag valt 13 mei? Of: hoeveel woensdagen zijn er in mei?
Let op lege vakjes aan het begin of einde van een maand. Die horen bij de maand ervoor of erna, en tel je niet mee.
Er zijn meerdere manieren om een datum op te schrijven:
• 3 juni 2046
• 03-06-2046
• 3-6-2046
• 3-6-‘46
Je kiest de vorm die past bij wat je schrijft of afspreekt.
In de video oefen je hoe je kalenders leest, dagen telt en data opschrijft.
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en opdrachten.