Redekundig ontleden is het opdelen van een zin in zinsdelen, zoals het onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. Hierbij bepaal je de functie van elk onderdeel binnen de zin. Bij het herkennen van de lijdende of bedrijvende vorm is redekundig ontleden belangrijk omdat je moet weten wat het onderwerp van de zin is.
De 6 belangrijkste zinsdelen bij redekundig ontleden zijn: onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling en bepaling van gesteldheid. Voor het herkennen van de lijdende en bedrijvende vorm zijn vooral het onderwerp en het gezegde belangrijk. Het onderwerp doet iets (bedrijvende vorm) of ondergaat iets (lijdende vorm).
Taalkundig ontleden is het benoemen van de woordsoorten in een zin, zoals werkwoord, zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord. Dit verschilt van redekundig ontleden, waarbij je zinsdelen bepaalt. Bij de lijdende vorm is het belangrijk te herkennen dat de persoonsvorm een vorm van ‘zijn’ of ‘worden’ is, wat je doet via taalkundig ontleden.
Bij redekundig ontleden bepaal je de functie van elk zinsdeel. Je begint met het vinden van de persoonsvorm, dan het onderwerp, en vervolgens de andere zinsdelen. Voor het bepalen van de lijdende of bedrijvende vorm focus je op het onderwerp: doet het onderwerp zelf iets (bedrijvende vorm) of wordt er iets met het onderwerp gedaan (lijdende vorm)?
Om een zin van de bedrijvende naar de lijdende vorm om te zetten: 1) Maak van het lijdend voorwerp het nieuwe onderwerp, 2) Voeg een vorm van ‘worden’ of ‘zijn’ toe als persoonsvorm, 3) Plaats ‘door’ voor het oude onderwerp. Bijvoorbeeld: “De jongen leest het boek” wordt “Het boek wordt door de jongen gelezen”.
De lijdende vorm wordt gebruikt als je de nadruk wilt leggen op wat er gebeurt in plaats van op wie iets doet. Het is ook handig wanneer de uitvoerder onbekend is of niet belangrijk is. In formele teksten zoals verslagen en wetenschappelijke artikelen wordt de lijdende vorm vaak gebruikt om objectiever te klinken.
Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet’-discussies meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn van school.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de voorbeeldvideo-pagina of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment worden gepauzeerd of herhaald. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo, wat vooral fijn is bij onderwerpen als de lijdende en bedrijvende vorm.
In deze uitleg leer je het verschil tussen de lijdende vorm en de bedrijvende vorm. Je ontdekt hoe je beide vormen herkent én wanneer een zin in de ene of andere vorm staat. De video hierboven laat dit duidelijk zien, met praktische voorbeelden.
Om deze uitleg goed te kunnen volgen, moet je eerst weten hoe je het onderwerp in een zin vindt. Als je dat nog niet weet, bekijk dan eerst onze video daarover.
In een zin in de bedrijvende vorm doet het onderwerp zelf iets. Het onderwerp is actief of ‘in bedrijf’. Zo kun je het gemakkelijk onthouden. Bijvoorbeeld: “De jongen trapt de voetbal weg.” Het onderwerp is ‘de jongen’ en hij doet iets: hij trapt de voetbal weg. Deze zin staat in de bedrijvende vorm.
Een ander voorbeeld: “Hugo maakt de moeilijke rekensommen.” Het onderwerp is ‘Hugo’ en hij doet iets: hij maakt de rekensommen. Ook deze zin staat in de bedrijvende vorm.
In een zin in de lijdende vorm wordt iets met het onderwerp gedaan. Het onderwerp doet zelf niets: er gebeurt iets mét het onderwerp. Bijvoorbeeld: “De voetbal wordt door de jongen weggetrapt.” Het onderwerp is ‘de voetbal’, maar de voetbal doet zelf niets. Er wordt iets mee gedaan. Deze zin staat in de lijdende vorm.
Een ander voorbeeld: “De rekensommen worden door Hugo gemaakt.” Het onderwerp is ‘de rekensommen’, maar daar wordt iets mee gedaan. Ook deze zin staat in de lijdende vorm.
Beide voorbeeldzinnen beschrijven dezelfde situatie, maar vanuit een ander perspectief. In de bedrijvende vorm ligt de nadruk op de persoon die iets doet, in de lijdende vorm op datgene wat de handeling ondergaat.
Je kunt de lijdende vorm op 2 manieren herkennen:
Voorbeelden van zinnen in de lijdende vorm:
In al deze voorbeelden is de persoonsvorm een vorm van ‘zijn’ of ‘worden’, en het onderwerp ondergaat de handeling.
Laten we samen oefenen met een paar zinnen om te bepalen of ze in de lijdende of bedrijvende vorm staan:
Voorbeeld 1: Mara hield de pen vast.
Wat denk je? Deze zin staat in de bedrijvende vorm. Het onderwerp is ‘Mara’, en zij doet iets: ze houdt de pen vast.
Voorbeeld 2: Kyan wordt door Frits uitgenodigd.
Deze zin staat in de lijdende vorm. Het onderwerp is ‘Kyan’, maar Kyan doet zelf niets. Er wordt iets met hem gedaan: hij wordt uitgenodigd. Ook zie je de persoonsvorm ‘wordt’, een vorm van ‘worden’.
Voorbeeld 3: De fietsband is geplakt.
Ook deze zin staat in de lijdende vorm. Het onderwerp is ‘de fietsband’, maar die heeft zelf niets geplakt. De fietsband heeft de handeling ondergaan. De persoonsvorm ‘is’ is een vorm van ‘zijn’.
Als je kind moeite heeft met het herkennen van de lijdende en bedrijvende vorm, kun je deze tips gebruiken:
In de video hierboven wordt stap voor stap uitgelegd hoe je deze zinnen analyseert. Je ziet wat het onderwerp is en wat de persoonsvorm is. Daarna kun je zelf bepalen of de zin in de lijdende of in de bedrijvende vorm staat.
Wil je kind hiermee verder oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en/of het oefenboek van Wijzer over de basisschool. Hiermee kan je kind deze stof grondig onder de knie krijgen en zelfstandig leren hoe het de lijdende en bedrijvende vorm herkent.