Onze videobijlessen zijn ontwikkeld door onderwijsexperts en sluiten volledig aan bij de lesstof op school. Dit betekent geen verwarring en geen ‘zo-doet-de-juf-het-niet-discussies’ meer. De uitleg is helder en volgt de aanpak die kinderen gewend zijn.
Veel video’s op onze website zijn volledig gratis te bekijken. Bij video’s met ‘Bekijk gratis preview’ is alleen een korte versie beschikbaar. Wil je toegang tot de volledige videobijles? Dan kun je het bijpassende pakket naar keuze bestellen via de pagina van voorbeeldvideo of in onze shop.
De videobijles helpt je kind om de stof goed te begrijpen, maar oefenen is net zo belangrijk. Daarom raden we aan om het bijpassende oefenboek erbij te bestellen. Hiermee kan je kind niet alleen online oefenen met de videolessen, maar ook offline aan de slag om het geleerde toe te passen.
Ja! Je kind kan zelf bepalen wanneer en hoe vaak hij of zij een videobijles bekijkt. De lessen zijn onbeperkt beschikbaar en kunnen op elk moment gepauzeerd of herhaald worden. Zo kan je kind leren op zijn eigen tempo.
Je betaalt eenmalig voor de pakketten met videobijles en krijgt direct toegang voor één jaar. Er is geen abonnement en dus geen gedoe met opzeggen. Na betaling kun je de lessen zo vaak bekijken als je wilt, zonder verdere verplichtingen.
In deze uitleg leer je wat een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord is. Je ontdekt hoe je ze herkent in zinnen en wat het verschil is tussen deze twee woordsoorten.
De video hierboven laat stap voor stap zien hoe deze woorden werken én hoe je ze goed spelt.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over een persoon, dier of ding.
Bijvoorbeeld: ‘de rode bal’, ‘een moeilijke toets’, ‘het bruine jasje’. Het bijvoeglijk naamwoord staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord kan ook verderop in de zin staan, zoals in: ‘De bal is rood’. Dan staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord, maar zegt er nog steeds iets over.
Meerdere bijvoeglijke naamwoorden tegelijk
Je kunt ook meerdere bijvoeglijke naamwoorden gebruiken voor één zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: ‘De lieve, oude, gevlekte koe eet sappig, groen gras.’
Bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook veranderen in trappen van vergelijking: groot, groter, grootst. Of: lang, langer, langst.
Bijvoorbeeld: ‘Dat is een groot paard’, ‘Dat paard is groter’, ‘Dat is het grootste paard.’
Soms vertelt het bijvoeglijk naamwoord waarvan iets is gemaakt. Dat heet een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord. Voorbeelden zijn: ‘de houten tafel’, ‘de gouden ring’, ‘het stenen muurtje’.
Deze woorden eindigen vaak op -en: zilveren, zijden, katoenen. Maar er zijn uitzonderingen, zoals ‘plastic tas’.
Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je meestal zo kort mogelijk, vaak eindigend op een -e: ‘de mooie fiets’, ‘een knalrode aardbei’.
Maar let op: als de uitspraak niet klopt, pas je de spelling aan, zoals bij ‘gekke clown’ (en niet ‘geke clown’).
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of de hele zin.
Voorbeelden:
• Werkwoord: ‘Jinthe rent hard.’ (‘hard’ zegt iets over ‘rent’)
• Bijvoeglijk naamwoord: ‘een erg mooie trui’ (‘erg’ zegt iets over ‘mooi’)
• Ander bijwoord: ‘Jinthe rent heel hard’ (‘heel’ zegt iets over ‘hard’)
• Hele zin: ‘Gisteren ging ik naar school.’ (‘gisteren’ zegt wanneer iets gebeurde)
• Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
• Een bijwoord zegt iets over andere woordsoorten (zoals werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden of de hele zin).
Wil je kind hiermee oefenen? Bekijk dan het oefenpakket met videobijles en/of het oefenboek.