Video Poster

Wat is een komma en waarom is dit leesteken belangrijk?

De komma is een belangrijk leesteken dat eruitziet als een punt met een haakje eraan. Je vindt dit leesteken niet aan het begin of het einde van een zin, maar altijd ergens in het midden. Bij Wijzer over de Basisschool […]
Lees verder

Meer video's zoals "Wat is een komma en waarom is dit leesteken belangrijk?"

Download gerelateerde oefenbladen

Oefenbladen Spelling Groep 8
Oefenblad

Werkbladen Spelling Groep 8 (Gratis)

spelling oefenbladen
Oefenblad

Oefenbladen Spelling Groep 5 (Gratis)

Oefenblad

Oefenbladen Spelling Groep 6 (Gratis)

Veelgestelde vragen over de videobijles

Hoe weet je wanneer je een komma moet gebruiken?

Je gebruikt een komma als er in de zin een kleine pauze nodig is. Dit gebeurt vooral in deze vijf gevallen:

  1. Vóór voegwoorden zoals want en omdat (niet vóór en of of).
  2. Tussen delen van een opsomming.
  3. Tussen twee bijvoeglijke naamwoorde
  4. Tussen twee persoonsvormen.
  5. Na een persoonlijke aanspreking.

Twijfel je? Lees de zin hardop. Waar je vanzelf pauzeert, hoort meestal een komma.

Wanneer leesteken puntkomma?

Een puntkomma (;) gebruik je als er een sterk verband is tussen twee zinnen die elk zelfstandig kunnen staan.

Voorbeeld:

“Hij wilde graag naar het feest; zijn ouders gaven echter geen toestemming.”
Je ziet de puntkomma ook bij opsommingen waarvan de onderdelen zelf al komma’s bevatten.

Wanneer moet ik een komma gebruiken in het Nederlands?

In het Nederlands gebruik je een komma om de leesbaarheid van zinnen te verbeteren. De vijf hoofdregels vind je hierboven. Denk bij twijfel aan de adempauze tijdens het hardop lezen: daar hoort meestal een komma.

Wanneer moet je een komma plaatsen voor “die”?

Je plaatst een komma voor die wanneer het een uitbreidende bijzin inleidt.

Voorbeeld:
“De tafel, die we gisteren hebben gekocht, is van eikenhout.”
De bijzin geeft extra, maar niet-noodzakelijke, informatie.

Je zet géén komma als het om een beperkende bijzin gaat:
“De tafel die we gisteren hebben gekocht is van eikenhout.”
In dit geval is de informatie essentieel om te weten over welke tafel het gaat.

Kan mijn kind de video over komma’s in eigen tempo bekijken?

Ja, zeker! Je kind kan de video gedurende een jaar zo vaak bekijken als nodig is en op elk moment pauzeren om de uitleg goed te begrijpen. De video is speciaal gemaakt zodat kinderen in hun eigen tempo kunnen leren. Ook kunnen ze zelf aan de slag met oefeningen wanneer ze daar klaar voor zijn.

Is alleen deze video genoeg om komma’s te leren?

De video biedt een fijne en duidelijke uitleg, maar om echt goed te worden in het gebruik van komma’s is oefening essentieel. Daarom raden we aan om de video te combineren met ons oefenpakket. Zo leert je kind de regels toepassen in verschillende situaties en onthoudt het beter wanneer en waar een komma nodig is. Regelmatig oefenen én feedback geven werkt het beste!

De komma is een belangrijk leesteken dat eruitziet als een punt met een haakje eraan. Je vindt dit leesteken niet aan het begin of het einde van een zin, maar altijd ergens in het midden. Bij Wijzer over de Basisschool helpen we kinderen leestekens, zoals de komma, op de juiste manier te gebruiken.

Een komma geeft aan dat je op die plek in de zin een korte pauze moet nemen als je de zin voorleest. Het is een rustmoment voor de lezer, waardoor zinnen duidelijker en prettiger te begrijpen zijn. De zin loopt door, maar de komma geeft even ademruimte.

In deze uitleg lees je de vijf belangrijkste regels voor het gebruik van de komma. We geven duidelijke voorbeelden die je kind direct kan toepassen. Zo help je jouw kind om dit leesteken correct te gebruiken in eigen teksten.

De vijf belangrijkste regels voor het gebruik van een komma

Het gebruik van komma’s volgt duidelijke regels. We zetten ze op een rij met praktische voorbeelden die je meteen kunt gebruiken.

Regel 1: Voor de meeste voegwoorden

Plaats een komma vóór voegwoorden zoals want, omdat, maar, zodat en doordat. Deze voegwoorden verbinden 2 korte zinnen tot 1 langere zin.

Voorbeelden:

  • Ravi moet lopen, want zijn fiets is kapot.
  • Ravi moet lopen, omdat zijn fiets kapot is.
  • Ravi moet lopen, maar dat wil hij niet.

Let op: vóór de voegwoorden ‘en’ en ‘of’ komt géén komma.
Bijvoorbeeld: “Ravi’s fiets is kapot en nu moet hij lopen.”

Je hoort bij het voorlezen geen pauze, dus er is geen komma nodig.

Regel 2: Bij opsommingen met meer dan twee delen

Gebruik komma’s om de verschillende delen van een opsomming te scheiden. Zet géén komma voor het woord ‘en’ dat het laatste deel inleidt.

Voorbeeld:
“Jip heeft een kat, een cavia, een hamster en een hond.”

In deze zin komen de komma’s tussen de eerste onderdelen van de opsomming, maar niet vóór “en een hond”.

Regel 3: Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden

Als je twee bijvoeglijke naamwoorden gebruikt bij een zelfstandig naamwoord, plaats je een komma tussen die twee bijvoeglijke naamwoorden.

Voorbeeld:
“De grote, bruine kip”

Zowel grote als bruine zeggen iets over de kip. Daarom hoort er een komma tussen.

Regel 4: Tussen twee persoonsvormen

In een samengestelde zin (een zin met meerdere deelzinnen) kunnen twee persoonsvormen dicht bij elkaar staan. Plaats dan een komma om de zin duidelijker te maken.


Voorbeeld:
“Als we nu gaan, komen we nog op tijd.”

Deze zin bestaat eigenlijk uit twee zinnen:

  • “We gaan nu.”
  • “We komen op tijd.”

De komma helpt om de overgang tussen de twee deelzinnen soepel te laten verlopen.

Regel 5: Na persoonlijke aanspreking

Als je iemand direct aanspreekt in een zin, zet je een komma ná de naam.

Voorbeeld:
“Imre, mag ik jouw gum lenen?”

De komma geeft hier aan dat je na de naam een korte pauze neemt voordat je verder praat.

Praktische oefeningen met komma’s

Om de regels voor komma’s echt goed onder de knie te krijgen, is oefenen belangrijk. Hieronder vind je enkele oefeningen die je samen met je kind kunt doen.

Oefening 1: Komma’s in opsommingen

Lees deze zin:
“Elfi heeft roze gele en blauwe kleurpotloden.”

Waar moeten de komma’s komen?

Correcte versie:
“Elfi heeft roze, gele en blauwe kleurpotloden.”

Dit is een opsomming met meer dan twee delen. De komma’s komen tussen de delen, maar niet voor “en”.

Oefening 2: Komma’s bij voegwoorden

Bekijk deze zin:
“Lola werkt hard zodat ze straks nog tijd heeft voor leuke dingen.”

Waar hoort de komma?

Correcte versie:
“Lola werkt hard, zodat ze straks nog tijd heeft voor leuke dingen.”

Hier is zodat het voegwoord dat twee zinsdelen verbindt. Voor dit woord komt dus een komma.

Door samen te oefenen met dit soort zinnen, zal je kind steeds meer vertrouwen krijgen in het juiste gebruik van komma’s. In het Oefenpakket Leestekens van Wijzer over de Basisschool vind je nog meer leuke en leerzame oefeningen.

Veelgemaakte fouten bij het gebruik van komma’s

Bij het leren gebruiken van komma’s maken kinderen vaak dezelfde fouten. Als je deze valkuilen kent, kun je je kind helpen ze te vermijden.

Een veelgemaakte fout is het plaatsen van een komma vóór en in een opsomming:

“Ik houd van appels, peren, en bananen.”
“Ik houd van appels, peren en bananen.”


Een andere fout is het vergeten van een komma tussen twee persoonsvormen:

“Als ik klaar ben kom ik naar je toe.”
“Als ik klaar ben, kom ik naar je toe.”

Let er ook op dat je niet te veel komma’s gebruikt. Een komma is er voor de lezer, niet voor de schrijver. Gebruik ze dus bewust.