Gemiddelde snelheid berekenen. Hoe doe je dat?

Als kinderen leren om een gemiddelde uit te rekenen, beginnen ze eerst met het berekenen van het gemiddelde van 2 getallen. Maar hoe bereken je de gemiddelde snelheid? In dit artikel leggen we het uit.

Op de basisschool krijgt je kind steeds meer inzicht in hoe je bepaalde situaties rekenkundig handig oplost. Naarmate je kind ouder wordt en in de hogere groepen van de basisschool komt, worden er meer abstracte rekensommen aangeboden. Het is dus heel belangrijk dat je kind van jongs af aan begrijpt wat het doet.

Als we het hebben over het berekenen van gemiddelde snelheid, dan is het dus heel fijn als je kind in eerste instantie begrijpt wat daarmee wordt bedoeld. Het toepassen van een handig rekentrucje kan handig zijn, maar weten wat het betekent is belangrijker. Dan gaat je kind namelijk ook verbanden leggen met de kennis die hij al heeft.

Oefenbladen Rekenen Groep 7 (Gratis)

Oefenbladen Rekenen Groep 8 (Gratis)

Nu we het gaan hebben over het berekenen van de gemiddelde snelheid, is het dus heel belangrijk om te weten of je kind het rekenkundig begrip ‘gemiddelde’ kent.

Wat is het ‘gemiddelde’

Als we het hebben over het rekenkundig begrip ‘gemiddelde’, dan bedoelen we daarmee het volgende: een getal dat het resultaat is van de som van een groep getallen, gedeeld door het aantal getallen in de groep. Bijvoorbeeld; het gemiddelde van het groepje getallen 4, 5, 6, 2, 3 reken je als volgt uit: 4+5+6+2+3=20 en dan 20 delen door het aantal getallen, dus 20:5=4.

Als kinderen op de basisschool leren om een gemiddelde uit te rekenen, beginnen ze eerst met het berekenen van het gemiddelde van 2 getallen. Op de getallenlijn kun je je kind heel makkelijk laten zien dat het gemiddelde getal precies tussen die 2 getallen ligt.

Teken maar eens een getallenlijn met 2 getallen en laat je kind met sprongetjes naar het midden bepalen welk getal er precies in het midden ligt.

Wat is het gemiddelde
getallenlijn gemiddelde

Daarna maak je er een sommetje van door de 2 getallen bij elkaar op te tellen en te delen door 2. Zo help je je kind eerst met visuele ondersteuning begrijpen wat een gemiddelde betekent. Daarna maak je de sprong naar het abstract uitrekenen van het gemiddelde.

het gemiddelde berekenen 2 getallen

Stap voor stap kun je deze vaardigheid uitbreiden met het berekenen van het gemiddelde van meerdere getallen, oftewel een groepje getallen.

Als je merkt dat je kind het nodig heeft om nog even de basis van het ‘gemiddelde’ te herhalen, dan kun je het artikel ‘hoe bereken je het gemiddelde‘ nog even teruglezen.

Oefenbladen Rekenen Groep 7 (Gratis)

Oefenbladen Rekenen Groep 8 (Gratis)

Tijd en snelheid berekenen per uur

Nu je kind weet wat het begrip ‘gemiddelde’ betekent, kun je een stap verder gaan en kijken naar berekeningen van tijd en snelheid per uur.

Er is een verband tussen snelheid, afstand en tijd. Je hebt een snelheid en een afstand. Welke tijdsduur hoort daarbij? Vraag maar eens aan je kind hoe snel hij denkt te kunnen lopen naar het einde van de tuin en weer terug. Wat is het verschil als je het nog eens doet maar dan gaat rennen? Doe je er dan net zo lang over? Je kind zal ongetwijfeld opmerken dat de tijd korter zal zijn als hij rent dan wanneer hij loopt. De afstand in dit geval blijft hetzelfde, maar de tijd wordt korter als er wordt gerend.

Zo kun je ook bespreken met je kind wat het verschil is tussen 10 minuten wandelen en 10 minuten rennen. Waar zit dan het verschil? Juist, dan zal je kind opmerken dat je met rennen verder komt dan met wandelen. Je kunt rennend een langere afstand afleggen in dezelfde tijd dan wanneer je loopt. Zo laat je je kind zien dat snelheid, afstand en tijd met elkaar te maken hebben. De conclusie is dus:

Tijd en snelheid berekenen per uur

Als je kind het nog moeilijk vindt om dit vanuit zijn voorstellingsvermogen te begrijpen, dan kun je het ook even samen doen. Het ervaren met je lijf zorgt er namelijk voor dat informatie beter wordt onthouden. Dus loop en ren door de tuin en neem de tijd op. je zult zien dat het kwartje dan heel snel valt bij je kind.

Nu kun je samen eens gaan kijken hoe je de gemiddelde snelheid kan berekenen.

Gemiddelde snelheid berekenen: de basis

Als je een gemiddelde snelheid moet berekenen, mag je niet zomaar de 2 getallen bij elkaar optellen en delen. Dit gaat namelijk net iets anders dan het berekenen van een gemiddeld getal van een groepje getallen. We kijken even naar een voorbeeld:

Familie De Bruin gaat op bezoek bij oma.
Eerst rijden ze in de straat 30 km/uur.
Dan in het dorp 50 km/uur.
En dan op de snelweg 100 km/uur.
Wat is de gemiddelde snelheid?

Een belangrijke factor om hier de gemiddelde snelheid uit te rekenen is de factor tijd. Je weet namelijk niet precies hoe lang de familie 30 km/uur rijdt of 50 km/uur of 100 km/uur. Deze vraag kun je dus niet beantwoorden, omdat je niet alle informatie hebt. Het is goed om dit met je kind te bespreken, want hiermee stimuleer je het rekenkundig inzicht.

We gaan nu eens kijken naar de manier waarop je de gemiddelde snelheid in kilometers per uur dan wel kunt berekenen.

Hoe bereken je de gemiddelde snelheid in kilometers per uur?

Gemiddelde snelheid per uur betekent het aantal kilometers een auto aflegt in een uur. Het heet ‘gemiddelde snelheid’ omdat een auto meestal niet een uur lang met dezelfde snelheid rijdt.

Als een auto 50 km/uur rijdt, betekent dat dus dat hij in 1 uur 50 km aflegt. In 2 uur is dat 100 kilometer. Voor sommige kinderen is dit verwarrend, omdat het woord kilometer zowel voorkomt in de snelheid als in de afstand.

Maak dit duidelijk door een weg (lijn) te tekenen. ‘Rijd’ met het potlood over de lijn en zeg: ‘Hij heeft nu een uur gereden en heeft een afstand van 50 km afgelegd. Als hij nog een uur rijdt in hetzelfde tempo, heeft hij dus 2 keer zoveel gereden.’

Hoe bereken je de gemiddelde snelheid in kilometers per uur

Na 1 uur heeft hij 50 km gereden (dat is 50 km per uur). Na 2 uur heeft hij 2 x 50 = 100 km gereden.

Sommen met km/uur kunnen het best op een vaste manier uitgerekend worden, namelijk met verhoudingstabellen.

Een paar voorbeelden:

  • De opgave hierboven is nu in een verhoudingstabel gezet. Bij een verhoudingstabel geldt altijd: wat je boven doet, doe je ook onder.
verhoudingstabel kilometer
  • Een auto rijdt 60 km/uur. Hoelang doet hij over 180 km?
verhoudingstabel snelheid

De gegevens zijn hier in een verhoudingstabel gezet. Dan zie je gelijk dat 60 3 keer in 180 gaat. Onder moet je dus ook keer 3 doen, dus dat wordt 3 uur.

  • De opgave is nu: een auto rijdt in 4 uur 160 kilometer. Hoe hard rijdt hij?
verhoudingstabel voorbeeld snelheid

Als je dit weer in een verhoudingstabel zet, zie je dat onder is vermenigvuldigd met 4. Om het getal bij het vraagteken in te vullen moet je dus de som … x 4 = 160, oftewel 160 : 4 = uitrekenen.

Hoe bereken je de gemiddelde snelheid in meter per seconde?

Soms wordt de snelheid per minuut of seconde aangegeven. Vooral als het gaat om een beweging op een korte afstand. Een hele snelle raceauto kan bijvoorbeeld in 3 seconden van 0 naar 100 km optrekken. Hiervoor is voorkennis nodig. Je kind moet weten hoeveel minuten er in een uur zitten en hoeveel seconden er in een minuut zitten. Ga dus eerst even na of je kind deze kennis paraat heeft.

De volgende verhoudingstabel hoort bij de opgave: Jurre loopt 50 meter in een minuut. Hoeveel kilometer loopt hij per uur?

verhoudingstabel minuut



Je kind moet dan weten dat er 60 minuten in een uur gaan en dat boven en onder dus met 60 vermenigvuldigd moeten worden. De instinker in deze opgave zit hem in het feit dat er naar kilometer per uur wordt gevraagd, terwijl het antwoord in meters staat. Dat moet dus nog omgerekend worden naar kilometers. Dus 3000 meter is 3 kilometer in 1 uur.

Je ziet dat er basiskennis nodig is om deze complexere sommen uit te rekenen. Als je signaleert dat deze basiskennis nog ontbreekt, dan is het belangrijk dat je daar eerst aan werkt. Anders heeft het werken aan deze opdrachten nog weinig zin. Je kind zal dan alleen maar het gevoel krijgen dat het deze sommen niet begrijpt en mogelijk proberen om in trucjes te gaan denken. Hiermee help je je kind niet, omdat de trucjes niet altijd toepasbaar zijn in de verschillende opgaven. Je helpt je kind dus veel meer door de basisvaardigheden van het rekenen er zo goed mogelijk in te krijgen.

Oefeningen en werkbladen

Om je kind te helpen met oefenen, vind je hier diverse werkbladen. Help je kind op weg door eerst 1 of meerdere opgaven voor te doen. Daarna doe je er een paar samen en daarna kan je kind zelfstandig verder met de oefeningen.

Als de basisvaardigheden nog onvoldoende geautomatiseerd zijn bij je kind, kun je vooraf samen hulpkaartjes maken. Bijvoorbeeld een kaartje waarop staat dat er in een uur 60 minuten zitten en in een minuut 60 seconden. Of een kaartje met de omrekentabellen van kilometers naar meters naar centimeters enz.

Zo heeft je kind altijd even een kort geheugensteuntje. En als je merkt dat hij het zelf kan, haal je de kaartjes weer weg. Overleg dit goed met je kind en vraag: “Denk je dat je het nu zelf kan?” of “Vind je het goed dat we de kaartjes wegleggen? Want ik denk dat je het prima zelf kan nu”.

Ook kun je een spiekschriftje maken waarin je op elke bladzijde een voorbeeldsom maakt. Zo kan je kind altijd even spieken hoe bepaalde sommen ook alweer opgelost moesten worden. Bijvoorbeeld met hulp van een getallenlijn, of door een groepje getallen op te tellen en te delen, of door een gemiddeld getal op te zoeken op de getallenlijn.

Een kind leert het meest door voor te doen, het samen te doen en het daarna zelf te doen. Kijk dus goed als ouder waar jouw hulp nodig is en durf je kind vertrouwen te geven in zijn eigen kunnen.

Oefenbladen Rekenen Groep 7 (Gratis)

Oefenbladen Rekenen Groep 8 (Gratis)

Maaike de Boer, MA

drs. Maaike de Boer is initiatiefneemster van Wijzeroverdebasisschool.nl

Gerelateerde artikelen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *