Rekenvoorwaarden groep 2: Voordat je kind sommen kan maken

“Nu ga je rekenen leren,” zegt de oma van Eline die net in groep 3 zit. Wat oma waarschijnlijk niet weet, is dat Eline al jaren bezig is met leren rekenen. Oma zal bedoelen dat Eline nu sommetjes gaat maken. Maar voordat Eline dit kan, heeft ze al veel geleerd op rekengebied. In een mooi woord noemen we dat de rekenvoorwaarden.

Tot ongeveer je zevende jaar ben je bezig met het ontwikkelen van de rekenvoorwaarden. Daarna beheersen de meeste kinderen dit wel.

In deze blog zal ik je meer vertellen over de rekenvoorwaarden.

  • Wat moet je kunnen voordat je de sommen kunt maken?
  • Hoe verloopt een normale rekenontwikkeling bij kleuters? En hoe belangrijk is dat?
  • Wat zorgt ervoor dat je kind goed kan leren rekenen in groep 3 en hoger?
  • Wat moet hij kunnen voordat hij naar groep 3 gaat (rekenvoorwaarden groep 2)?

Bekijk ook:

Vóór groep 1

Jonge kinderen spelen veel. Daarmee doen ze allerlei ervaringen op. Je kind speelt waarmee hij zin heeft en wat hij leuk vindt. Daar heeft hij nog geen bepaald doel mee.

Daarna komt hij in een fase waarin hij doelgerichter gaat spelen. Het gaat steeds meer om het resultaat.

“Ik bouw een toren.”

Hóe hij dit doet, is niet belangrijk. Er zit weinig structuur in. Je kind controleert ook niet wat hij gemaakt heeft en bedenkt ook nog niet hoe hij zich kan verbeteren. Dat doet hij wel als hij weer iets ouder is.

Nog een aspect dat duidelijk bij de ontwikkeling van kleuters hoort, is het ontdekken van de wereld. Jouw kleutertje ontdekt zijn wereld met al zijn zintuigen.

Hij leert door te doen. Daarom is het zo belangrijk dat kleuters zelf ontdekkend bezig kunnen zijn. En in de groepen 1 en 2 gebeurt dit volop.

Voordat je kind in groep 1 in aanraking komt met rekenen, heeft hij al heel wat ontdekt. Thuis zal er vast weleens een spelletje worden gespeeld zoals mens-erger-je-niet (tellen) of domino (vergelijken-symbolen) en je kind kijkt misschien wel naar Sesamstraat of Dora waarin veel rekenkundige begrippen worden besproken.

Kortom, je kind heeft al ruimschoots kennisgemaakt met rekenen voordat hij naar groep 1 gaat, waar hij nu meer gericht rekenonderwijs zal krijgen.

Oefening Rekenen Groep 2 (Gratis)

Voorbereidende rekenvaardigheid

Piaget (1896-1980) heeft ooit eens vier rekenvoorwaarden omschreven. Dat waren de voorwaarden die ervoor zouden moeten zorgen dat kinderen leren rekenen. Tegenwoordig rekenen we nog een aspect mee, namelijk het kunnen tellen. Vandaar dat er nieuwe voorwaarden voor de voorbereidende rekenvaardigheid, ook wel getalbegrip genoemd, zijn opgesteld.

In totaal zijn dit er 9.

1. Vergelijken

Je kind kan voorwerpen met elkaar vergelijken. Het gaat hier voornamelijk om rekentaal. Bij vergelijken komen woorden als hoger, lager, meer, minder, kleinste en verste veelvuldig voor. Bijvoorbeeld: Deze pop heeft langer haar dan die pop. Op grond van kenmerken moet je kind voorwerpen kunnen vergelijken.

rekentaal groep 2

2. Hoeveelheden koppelen

Je kind kan aan de hand van bepaalde voorwaarden voorwerpen groeperen. Je kind kan daarna aangeven welke groep groter is bijvoorbeeld.

Voorbeeld:

De jongens gaan staan en de meisjes blijven zitten. Er zitten nu meer meisjes, dus deze groep is groter. Er zijn meer meisjes dan jongens.

3. Een-op-een correspondentie

Dit begint bij ‘ieder kind krijgt één snoepje’. Dit kun je in de praktijk uitvoeren. Dit is een mooi voorbeeld van handelend leren. Later moet je kind weten dat 5 pionnen evenveel is als 5 stippen op een dobbelsteen. Want 5 pionnen komt overeen met de stippen op de pion.

4. Ordenen

Je kind kan voorwerpen op volgorde leggen. Bijvoorbeeld van groot naar klein of van hoog naar laag. Van tevoren wordt verteld wat de criteria zijn. Daarnaast moet je kind ook logische verbanden kunnen leggen: grote vogels leggen grote eieren en kleine vogels leggen kleine eieren. Rond hun zesde verjaardag beheersen kinderen deze vaardigheid.

5. Tellen

Rond zijn tweede verjaardag beseft je kind voor het eerst dat er hoeveelheden zijn. Waarschijnlijk nog niet bewust, maar hij merkt wel dat er hier meer blokjes liggen dan daar. Er is veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van tellen. Hieronder leg ik je de fasen van het tellen uit.

Je kind begint met het herkennen van hoeveelheden en aan hoeveelheden worden getallen gekoppeld. Aanvankelijk tot 3, maar die kennis zal snel groeien.

Want daarna leert je kind tellen.

“Mam, ik kan al tot 10 tellen.”

Als je kind dit laat horen, dan noemen we dat akoestisch tellen. Het tellen is nog een soort versje.

Daarna leert je kind dat hij voorwerpen kan tellen. Dit is een belangrijk onderdeel in het rekenproces. Oftewel het synchroon tellen. Je wijst het voorwerp aan en je telt. Een voorwerp mag je niet twee keer benoemen en overslaan mag ook niet.

  • Oefening:

Je zet 4 bekers op tafel en vraagt aan je kind hoeveel er staan. Je kind wijst iedere beker aan en telt hardop. Lukt dit niet, doe het dan even voor. Ga daarna door met een kleiner aantal.

bekers

De volgende fase is het geordend tellen. Je kunt groepjes maken van voorwerpen, zodat je gemakkelijker kunt tellen. Ook het handig tellen valt hier onder (2, 4, 6..). Als je geordend telt, heb je minder kans op het maken van telfouten. Kinderen vanaf ongeveer 4 1/2 kunnen dit al leren.

bananen

Vanaf hun vijfde jaar komen kinderen in een belangrijke rekenfase. Ze leren resultatief tellen: je telt alle voorwerpen en tot slot concludeer je hoeveel het er zijn. 1, 2, 3, 4. Er zijn 4 bananen. Nu kun je dus zeggen hoeveel je geteld hebt. Dit blijkt voor veel kinderen lastig te zijn.

Eerst was tellen vergelijkbaar met het opzeggen van een versje. Nu realiseert je kind zich dat getallen waarden kunnen hebben. Je kind realiseert zich ook dat opeenvolgende getallen steeds hogere hoeveelheden aangeven. Hoe langer je telt, hoe meer het wordt.

In de laatste fase leert je kind dat je ook sneller kunt tellen. Na veel en lang oefenen komt hij erachter dat er een snellere manier is om iets te tellen. Een mooi voorbeeld is het tellen van alleen de even getallen: 2-4-6-8 enzovoort.

Als je kind een hoeveelheid moet tellen, dan ziet hij vlot dat het er 5 zijn en vanaf daar kan hij verder tellen. Hij slaat als het ware een stap over: 1,2,3,4 wordt niet meer genoemd, omdat hij de 5-structuur herkent. Met een jaar of 6 kan je kind dit wel.

6. Toepassen van kennis van getallen

Het is de bedoeling dat je kind goed kan omgaan met getallen in alledaagse eenvoudige situaties.

“Wil je even 3 lepels pakken? O, je vriendje blijft ook eten, dus pak er nog een bij.”

Nog een voorbeeld:

Op een afbeelding staan 14 schapen. 4 worden geschoren. Hoeveel schapen moet nog geschoren worden?

teloefening groep2

In dit voorbeeld moet je kind toepassen wat hij inmiddels geleerd heeft. Hij moet synchroon tellen en begrijpen dat het antwoord minder is.

Ook gaat je kind aan de slag met buurgetallen. Dit zijn de getallen vóór en ná een specifiek getal op de telrij. In groep 2 wordt er bijvoorbeeld geoefend met het ontbrekende buurgetal. Dan krijgt je kind bijvoorbeeld de opdracht om het missende getal te achterhalen.

7. Schatten 

Goed kunnen schatten is best lastig. Hier komt het veelal aan op rekengevoel. Als je dit al op jonge leeftijd oefent, heeft je kind daar veel aan als hij wat ouder is. In de onderbouw moet je kind aangeven waar het getal 6 ligt op een getallenlijn van 0 tot 10. Maar ook getallen op een getallenlijn tot 20 moet hij redelijk nauwkeurig kunnen aangeven.

8. Symbolen

Je kind leert dat je getallen ook op papier kunt herkennen. Daar zijn symbolen voor bedacht.  Als je telt tot 6, dan kun je dat ook opschrijven. Als er 4 potloden liggen, dan kun je het cijfer 4 opschrijven. Je kind leert dat getalsymbolen waarden hebben.

Voorbeeld:

Zoek 2 kaartjes bij elkaar. Op een kaartje zie je 4 bloemetjes, op het andere kaartje zie je het symbool vier (4). Zo maak je een koppeling tussen aantal en teken.

Maar er is meer. Naast het leren schrijven van de cijfers leert je kind ook rekensymbolen. Denk maar aan het plus- en minteken (+ / –) maar ook het ‘is gelijk’-teken = .  Als je kind deze tekens kent, kan hij sommen gaan opschrijven.

9. Geheugen

Als je kind leert tellen, dan moet hij de volgorde van de getallen kunnen onthouden. In feite leert hij een bepaalde volgorde van woorden onthouden.

Veel betekenis heeft dit nog niet zo. Hier is veel herhaling voor nodig. Je kind hoort een getal en moet vervolgens onthouden welk getal daarna komt. Dat doet nogal een beroep op zijn werkgeheugen. Zijn geheugen is aan het werk om informatie te onthouden.

Als de telrij goed wordt onthouden, dan zit het in het langetermijngeheugen. Daar heeft het werkgeheugen voor gezorgd. En als de rij weer opgezegd moet worden of er moeten andere handelingen mee gedaan worden, dan komt het werkgeheugen weer in actie.

Uit onderzoeken is gebleken dat kinderen met een goed werkend werkgeheugen gemakkelijker kunnen leren. Het werkgeheugen zorgt er immers voor dat je informatie opslaat en weer kunt gebruiken. Naast de verbale informatie, informatie die gezegd wordt, moeten kinderen ook visuele informatie kunnen onthouden. Je kind leert hoe een getal eruitziet en ook de rekensymbolen.

Rekentaal

Het leren rekenen is een heel proces. Daarbij is taal erg belangrijk. Zo niet het belangrijkste.

Jouw jonge kind rekent vooral op gevoel en wat hij ziet. Als hij in groep 2 getalsymbolen krijgt aangeboden, gaat het lastiger worden. De Nederlandse taal werkt wat dat betreft niet echt mee. Wij draaien de woorden om.

We zeggen drie én vijftig, maar schrijven 53.

Het blijkt dat kleuters deze omdraaiing lastig vinden, omdat ze een extra handeling moeten uitvoeren. Dat is belastend voor hun werkgeheugen. In vele andere talen is er geen sprake van omdraaiing van getallen. Denk maar aan de Engelse taal. Engelstalige kinderen kunnen dan ook al eerder opgaven met twee cijfers oplossen dan Nederlandse kinderen.

Leren rekenen is vooral het goed kunnen toepassen van rekenkundige begrippen. En het goed leren rekenen valt of staat met een goede leerkracht. Daarbij kun je je kind uiteraard een handje helpen.

Hierboven heb ik al een aantal rekenbegrippen genoemd. Het is belangrijk dat je kind vele rekenkundige begrippen kent. Sommige zal je al regelmatig gebruiken en andere woorden worden hoofdzakelijk op school gebruikt. Te denken valt aan woorden als ‘plus’ en ‘eraf’.

Rekenbegrippen die je kind moet kennen

Er zijn lijsten van woorden die leerlingen moeten kennen. Hieronder staan een aantal voorbeelden.

  • Vergelijken: kortst, langst, groter, kleiner, even, hetzelfde, meer, zwaarst.
  • Vormen: cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek, ruw, hard, glad, zacht, zuur, zoet, dun, dik.
  • Volgorde: vooraan, achteraan, boven, onder, tellen, eerste, laatste, middelste, rechts, links, meer, minder.
  • Tijd: ochtend, middag, avond, ’s nachts, jaargetijden, uur, langzaam, snel, functie van de klok.

Aan deze begrippen wordt volop aandacht besteed in de onderbouw. Zowel in de kring als met het ontwikkelingsmateriaal (spelletjes uit de kast).

Er zijn vele spelletjes die je kind doet, ook thuis. Je herkent misschien wel de vormenstoof. In een blok zitten uitgestanste vormen en je kind moet een blokje in de vorm passen. Meestal zijn dit bekende vormen zoals een cirkel of vierkant. Met dit spelletje oefent je kind de vormen, hoe ze eruitzien en wat de kenmerken zijn.

En als je er naast zit, kun je meteen de vorm benoemen. De vormen zijn ook in verschillende kleuren geschilderd, dus de kleuren kunnen ook direct geoefend worden.

De afgelopen jaren zijn er internationale rekenonderzoeken geweest. In de kleuterperiode gaan ouders hun kinderen steeds meer voorlezen en liedjes met hen zingen. Dit zijn goede manieren om onze taal te leren. Het blijkt dat meisjes vaker worden voorgelezen dan jongens en dat zij taalvaardiger zijn dan de jongens. Ook blijkt uit internationale onderzoeken dat over het algemeen jongens beter zijn in rekenen dan meisjes.

Checklist eind groep 2

De overheid heeft in 2010 bepaald wat de einddoelen zijn per leerjaar. Hieronder zal ik een aantal einddoelen van groep 2 beschrijven. Het zijn er veel en ik beschrijf de meest relevante. Een compleet overzicht kun je vinden op de website van SLO.

Maak je niet ongerust als je kind nog niet alles kent. Dit komt echt wel.

Telrij:

  • Tot en met 10 tellen, heen en terug, en erover kunnen redeneren (5 ligt tussen 4 en 6)
  • Verder kunnen tellen vanaf een willekeurig getal
  • Rangtelwoorden tot en met 6 kennen (eerste, tweede)
  • Betekenis van nul kennen

Hoeveelheden:

  • Hoeveelheden tot en met 10 kunnen tellen en zelf kunnen neerleggen (resultatief tellen)
  • Hoeveelheden tot en met 10 kunnen vergelijken (meer-minder-evenveel)
  • Getalpatronen herkennen tot 6, verkort tellen door het herkennen van deze patronen, zelf kunnen doen
  • Splitsen tot 6, zelf kunnen doen

Getallen:

  • Getalsymbolen herkennen, neerleggen en benoemen, liefst tot en met 10
  • Hoeveelheid kunnen koppelen aan getalsymbool
  • Weten dat getallen verschillende functies hebben (huisnummer, waarde, aantal)

15 ideeën om je kind te helpen met de rekenvoorwaarden groep 2

  • Lekker buiten spelen. Door te ervaren leert je kind het meest.
  • Peuters en kleuters leren vooral spelenderwijs.
  • Met zand spelen. Daarmee kan je kind leren vergelijken, hoeveelheden passen, gewicht voelen. En het is goed voor de motorische ontwikkeling.
  • Met water spelen. Lekker overhevelen, dat is ook weer passen en meten. Gewicht voelen. Vergelijken.
  • Spelletjes als mens-erger-je-niet en ganzenbord. Daarmee oefen je synchroon tellen.
  • Domino. De getalstructuren met de stippen of een plaatje bij een symbool. Of Jumbolino, ook met de stippen.
  • Memory, geheugen stimuleren.
  • Attenderen op getallen in je omgeving, huisnummers, prijzen, telefoonnummer enzovoort.
  • Sorteren van de wasknijpers, bestek, steentjes, blokken enzovoort.
  • Gebruik vaste kleuren voor de getallen.
  • Wees jezelf bewust van rekentaal, dan gebruik je deze ook gerichter.
  • Associeer met voorwerpen. 4 met een auto, 5 met een hand, 8 voor een spin.
  • Informeer eens op school waarmee ze bezig zijn en oefen dit ook thuis.
  • Vraag de leerkracht om ideeën. Die sluiten vaak aan bij waar je kind nu mee bezig is.
  • Wacht niet te lang met het inschakelen van hulp. Hoe eerder, hoe beter.

Succes!

rekenen kleuter

Petra Fränzel, BEd Master SEN

Petra Fränzel (Msen) is rekenspecialist en heeft haar eigen praktijk, De RT juf

Gerelateerde artikelen

Reacties

8 reacties op “Rekenvoorwaarden groep 2: Voordat je kind sommen kan maken”
  1. Zou je een bron kunnen vermelden, waar jij je informatie vandaan haalt? Met name het stukje over Marokkaanse en Turkse kinderen. Heb je het hier over de tweede generatie of 3e generatie? Zijn dit kindjes die wel of niet geboren zijn in Nederland? Ik herken dit in mijn omgeving namelijk niet. Met name bij het het rekenen verbaast mij dit namelijk.

    • Beste Saskia,
      Ik denk dat je Petra het beste even kunt e-mailen. Haar e-mailadres is: petra@ rtjuf.nl

      Hartelijke groet,
      Carola

  2. Mijn zoon heeft van het onderdeel meten ma wr 13 procent afgesloten en getal begrip 56 procent maar toch in 3 ge plaats. Ik sta hier niet achter

    • Beste Claudia,
      Als je het hier niet mee eens bent, kun je dit het beste met de leerkracht bespreken. Samen kunnen jullie dan kijken wat het beste is voor je zoon.
      Succes!

      Hartelijke groet,
      Carola

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *